Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Ik ben het niet eens met dit wetsvoorstel. Het roept vragen op over de verhouding tot bestaande grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, het recht op vergadering en demonstratie, en de ruimte om morele of politieke standpunten publiekelijk te uiten.

Het wetsvoorstel laat onduidelijk wat onder ‘verheerlijken van terrorisme’ moet worden verstaan. Door het ontbreken van een objectieve afbakening ontstaat juridische en maatschappelijke onzekerheid over welke uitingen strafbaar kunnen zijn. Daardoor kan terughoudendheid ontstaan bij het uiten van meningen, ook als die niet aanzetten tot geweld.

Deze terughoudendheid beperkt het maatschappelijk debat. In een democratische rechtsstaat moet het mogelijk zijn om op basis van morele overtuiging en politieke solidariteit standpunten in te nemen, ook—vooral—als die afwijken van het overheidsbeleid of als controversieel worden ervaren.

Het is daarnaast niet duidelijk waarom deze wet nodig zou zijn naast bestaande wetsartikelen over opruiing, ronselen, en aanzetten tot geweld. De ruime formulering vergroot de kans dat het wordt toegepast op uitingen die niet gewelddadig of opruiend zijn, maar politiek of symbolisch van aard. Daarmee verschuift het strafrecht van bescherming naar sturing van publieke uiting. We moeten waken voor een ontwikkeling waarin de staat, via het strafrecht, invloed uitoefent op wat publiek gezegd mag worden.