Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Het voorgestelde artikel 132c stelt het betuigen van steun aan organisaties die zijn verboden of waartegen een aanwijzingsbesluit vastgesteld is. In tegenstelling tot de andere twee voorgestelde artikelen 132a en 132b, waarbij specifiek de verheerlijking strafbaar wordt gesteld, wordt in 132c dus puur een steunbetuiging op zichzelf al strafbaar.

Ik heb met interesse de memorie van toelichting gelezen, waarin overtuigend uiteengezet wordt (bijv. sectie 6.2) waarom in artikelen 132a en 132b specifiek voor de term "verheerlijking" gekozen is; kort gezegd is een belangrijke reden hiervoor dat de inperking van de vrijheid van meningsuiting door deze formulering beperkt is.

In artikel 132c wordt echter de veel bredere term "steunbetuiging" gebruikt, die logischerwijs een veel bredere inbreuk op de vrijheid van meningsuiting impliceert. In plaats van de verheerlijking van specifieke terroristische acties (waarvan de strafbaarstelling mij redelijk lijkt) gaat het hier om iedere vorm van steunbetuiging aan de organisatie. Desalniettemin wordt in de memorie van toelichting (sectie 6.3) met geen woord gesproken over vrijheid van meningsuiting. Klaarblijkelijk is dit aspect over het hoofd gezien.

Persoonlijk vind ik het artikel 132c zoals momenteel geformuleerd een onaanvaardbare inbreuk van de vrijheid van meningsuiting; ik zou aanraden dit artikel achterwege te laten of anders veel scherper te formuleren welke uitingen over verboden organisaties precies strafbaar zijn, in ieder geval op een zodanige manier dat slechts een steunbetuiging aan het gedachtegoed van een verboden organisatie (in tegenstelling tot verheerlijking van hun terroristische activiteiten zelf) niet meer onder de strafbaarstelling valt.