Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Naam Dhr. S.J Cransberg
Plaats Utrecht
Datum 31 juli 2025

Vraag1

Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Ik maak ernstig bezwaar tegen het voorgestelde wetsvoorstel inzake de strafbaarstelling van het verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties. Hoewel het doel – het tegengaan van radicalisering en geweld – op zichzelf legitiem is, vormt dit voorstel een ernstige aantasting van de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet, artikel 10 EVRM) en ondermijnt het de fundamenten van onze democratische rechtsstaat.

Het voorstel hanteert vage en subjectieve begrippen zoals “verheerlijking” en “steunbetuiging”, zonder heldere juridische definities of toetsingskaders. Dit creëert grote ruimte voor willekeurige interpretatie en strafvervolging van uitingen die geen enkele directe link hebben met aanzetten tot geweld of het plegen van strafbare feiten.

De jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (o.a. Handyside v. UK, 1976; Zana v. Turkey, 1997) benadrukt dat vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor populaire of onschuldige meningen, maar juist ook voor uitingen die “shockeren, verontrusten of kwetsen”. Dat is essentieel voor een pluriforme, open samenleving.

Dit wetsvoorstel opent de deur naar strafrechtelijke vervolging van burgers en organisaties die zich uitspreken over internationale conflicten, onderdrukking, of strijd tegen koloniale en autoritaire regimes. Het risico is reëel dat bepaalde bewegingen, die door buitenlandse of binnenlandse actoren als ‘terroristisch’ worden bestempeld, geen mogelijkheid meer hebben om zich via publiek debat te verdedigen of gehoord te worden in Nederland. Dat betekent dat er eenzijdige beeldvorming ontstaat, die politieke solidariteit criminaliseert.

Het voorstel lijkt niet ingegeven door rechtsstatelijke overwegingen, maar past binnen een breder patroon van rechts-nationalistische wetsvoorstellen die fundamentele vrijheden inperken onder het mom van veiligheid. In een gezonde democratie mag de staat geen kritiek criminaliseren, ook niet wanneer deze als ongemakkelijk of polariserend wordt ervaren.

Ik roep de wetgever op om dit wetsvoorstel in te trekken of aanzienlijk te herzien, en de grondrechten van burgers boven partijpolitieke sentimenten te stellen. De bescherming van vrijheid van meningsuiting is geen luxe, maar een noodzakelijke voorwaarde voor een weerbare democratie.