Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Ik maak ernstig bezwaar tegen dit wetsvoorstel. Het is vaag, te ruim geformuleerd en creëert een groot risico op willekeurige handhaving. Begrippen als “verheerlijken” en “steun betuigen” zijn onvoldoende afgebakend en in strijd met het lex certa-beginsel: burgers moeten precies weten wat wel en niet strafbaar is.

Het NJCM waarschuwt terecht dat het voorstel een directe inbreuk vormt op fundamentele rechten zoals vrijheid van meningsuiting, vergadering en godsdienst (art. 7, 8 en 6 Gw; art. 10, 11 en 9 EVRM). Deze mogen alleen worden beperkt als dat noodzakelijk en proportioneel is. Dit wetsvoorstel slaagt niet voor die toets.

Bestaande wetgeving (o.a. art. 131, 132, 137c-e en 140 Sr) maakt aanzetten tot geweld, haatzaaien en steun aan verboden organisaties al strafbaar. Deze uitbreiding is niet nodig en zet de deur open naar repressie van legitieme politieke meningsuiting, bijvoorbeeld solidariteitsuitingen in internationale conflicten.

Het voorstel creëert bovendien schijnveiligheid. Er is geen bewijs dat strafbaarstelling van symboliek radicalisering voorkomt. Integendeel: repressieve, vage wetgeving vergroot maatschappelijke spanningen en tast vertrouwen in de rechtsstaat aan.

Conclusie: Dit wetsvoorstel is overbodig, disproportioneel en schadelijk voor onze democratie. Ik roep u op het in te trekken en de bestaande, goed afgebakende wetgeving te handhaven.