Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
D.A.J. Welling
|
Plaats
|
Nijmegen
|
Datum
|
22 juli 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Geachte regering,
Met klem verzoek ik u af te zien van de voorgenomen strafbaarstelling van “verheerlijking van terrorisme”. Onderstaande aanvullingen tonen waarom deze wet zowel juridisch onhoudbaar als ethisch onwenselijk is.
De voorgenomen bepaling weegt zwaar op het kerngebied van politieke en artistieke expressie. Vrijheid van meningsuiting omvat juist ook het provocerend, shockerend of ironisch spreken over maatschappelijke misstanden. De beoogde strafbepaling is niet beperkt tot “oproepen tot geweld”, maar vangt ook waarderende of verhalende weergaven zonder direct geweldskarakter. Daarmee legt zij druk op de burger zelf.
Organisaties worden op dit moment door de minister via internationale instellingslijsten aangeduidt als “terroristisch” zonder onafhankelijke, neutrale rechtelijke toetsing vooraf. Het risico bestaat dat deze plaatsing politiek gemotiveerd kan worden. Zelfs als in een latere civiele procedure de terroristische status wordt verworpen, blijft het stigma en de juridische drempel bestaan. Burgers, journalisten en kunstenaars zullen zichzelf censureren uit angst voor strafrechtelijke vervolging - juist in tijden van toenemende polarisatie een ondraaglijk risico voor democratisch debat. Dit leidt tot een onwenselijk chilling effect.
De bovengenoemde argumentatie is niet hypothetisch, zoals blijkt uit de artistieke censuur in het VK: De rapgroep Kneecap werd recent gelinkt aan terroristische propaganda, terwijl hun uitingen artistiek en politiek van aard waren.
Ook Nederland heeft broodnodige historische revisies gekend. In de jaren 1945–1949 werden Indonesische vrijheidstrijders door Nederlands gezag als “terroristen” bestempeld; heden geldt hun verzet internationaal als voorbeeld van een legitieme dekolonisatiebeweging.
Het Wetboek van Strafrecht kent reeds bepalingen tegen opruiing tot geweld (art. 127 Sr) en deelname aan een terroristische organisatie (art. 140b e.v. Sr), waarmee de maatschappelijke gevolgen van daadwerkelijk terrorisme een halt toegeroepen kunnen worden. Onderzoek laat bovendien zien dat terrorisme een voedingsbodem kent van maatschappelijke en politieke onvrede, en dat deze beter vooraf weg te nemen is dan achteraf te bestraffen. Onzorgvuldig gebruik van deze wetgeving kan deze voedingsbodem doen toenemen en schaadt het vertrouwen van burgers in onze rechtstaat (zie o.a. Lum (2006) ).
Ik verzoek u kortom niet te tornen aan onze democratische rechtsbeginselen en te doen wat werkt.