Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Naam M.S. Fennema
Plaats Rotterdam
Datum 5 augustus 2025

Vraag1

Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Ik maak ernstige bezwaren tegen het voorgestelde wetsartikel dat "verheerlijking van terroristische misdrijven" strafbaar stelt. Deze bepaling vormt een substantiële inbreuk op de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM) en is in mijn ogen niet noodzakelijk, proportioneel of voldoende voorzienbaar in de zin van het EVRM-juridisch toetsingskader.

De bewoordingen in het wetsvoorstel zijn vaag en ruim: het gaat niet om directe opruiing of concrete gedragingen, maar om het uiten van sympathie of “verheerlijking”. Zulke open normen zijn bijzonder kwetsbaar voor politieke of maatschappelijke invulling en daardoor vatbaar voor willekeur. De mogelijkheid dat uitingen over internationale solidariteit — zoals steun aan Palestijns verzet — onder deze bepaling geschaard kunnen worden, is reëel en zorgwekkend.

De vrijheid van meningsuiting beschermt nadrukkelijk ook impopulaire, confronterende of schurende uitlatingen, zolang er geen sprake is van directe aanzet tot geweld. De jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigt dit, onder meer in Dhaouadi vs. Frankrijk (2022), waarin werd geoordeeld dat uitingen die als provocerend of ongemakkelijk worden ervaren, niet zonder meer onder de strafwet mogen vallen als er geen sprake is van concrete dreiging.

Nederland beschikt bovendien al over een adequaat juridisch instrumentarium om daadwerkelijk gevaarlijke of opruiende uitingen te vervolgen, waaronder artikelen over opruiing, bedreiging, haatzaaien en deelneming aan terroristische organisaties. Een aanvullende strafbaarstelling op grond van “verheerlijking” creëert in dit licht vooral een chilling effect: burgers, journalisten, kunstenaars en activisten kunnen hun uitingen gaan inperken uit angst voor strafrechtelijke vervolging. Dit ondermijnt het maatschappelijk debat en tast het vertrouwen in de rechtsstaat aan.

Ik verzoek u dringend om deze bezwaren inhoudelijk te behandelen in de memorie van toelichting en te reflecteren op de spanning tussen deze strafbaarstelling en de fundamentele vrijheid van meningsuiting.