Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amersfoort
Datum 24 juli 2025

Vraag1

Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
LS,

Met deze reactie wil ik mijn ernstige zorgen uitspreken over het voorliggende wetsvoorstel tot strafbaarstelling van het verheerlijken van terroristische misdrijven en openbare steunbetuigingen aan terroristische organisaties.

Hoewel het begrijpelijk is dat de overheid maatregelen wil nemen tegen radicalisering en terrorisme, ben ik van mening dat dit wetsvoorstel een disproportionele inbreuk vormt op fundamentele vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet, artikel 10 EVRM) en het recht op vreedzame vergadering en betoging (artikel 9 Grondwet, artikel 11 EVRM).

De voorgestelde strafbaarstelling is zodanig ruim en vaag geformuleerd, dat er een reëel risico bestaat op willekeurige of politieke toepassing. In andere Europese landen – waaronder Duitsland en het Verenigd Koninkrijk – zien we reeds hoe vergelijkbare wetgeving heeft geleid tot strafrechtelijke vervolging van vreedzame demonstranten, verbod op het tonen van de Palestijnse vlag, en het beperken van solidariteitsuitingen ten aanzien van de Palestijnse bevolking.

De invoering van een dergelijke bepaling in het Nederlandse strafrecht creëert rechtsonzekerheid en werkt chilling effects in de hand, waarbij burgers hun grondwettelijke rechten niet langer durven uitoefenen uit angst voor strafvervolging. Bovendien staat deze bepaling op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel (artikel 1 Sr) en het vereiste van precisie en voorzienbaarheid dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt aan strafbepalingen die de uitingsvrijheid beperken.

Het verheerlijken van geweld of terrorisme is moreel verwerpelijk, maar dient – indien daadwerkelijk gevaarzettend – te worden aangepakt via reeds bestaande bepalingen zoals opruiing (artikel 131 Sr) of deelneming aan een terroristische organisatie (artikel 140a Sr). Het creëren van een nieuwe strafbepaling voor subjectieve uitingen zonder directe aanzet tot geweld is daarom niet noodzakelijk, noch proportioneel.

Ik verzoek u dan ook het wetsvoorstel in deze vorm niet verder in procedure te brengen en te waken voor een glijdende schaal richting repressie van legitiem maatschappelijk en politiek debat.