Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Geachte dames en heren,

Ik begrijp de wens om terroristische radicalisering en ontwrichtende boodschappen krachtig tegen te gaan. Toch zie ik bij dit wetsvoorstel meerdere bezwaren die raken aan kernwaarden van onze democratische rechtsstaat.

1. Vage begrippen
De termen “verheerlijken” en “steun betuigen” zijn onvoldoende afgebakend. Dat schept rechtsonzekerheid en vergroot het risico op willekeurige of onevenredige handhaving.

2. Vrijheid van meningsuiting onder druk
Het EVRM vereist dat inperkingen van uitingsvrijheid noodzakelijk en proportioneel zijn. De voorgestelde strafbaarstellingen kunnen ook onschuldige uitingen treffen – denk aan satire, activisme of journalistiek – zolang context ontbreekt of verkeerd wordt geïnterpreteerd.

3. Discriminatierisico
Er bestaat een reëel risico dat bepaalde groepen (zoals jongeren met een migratieachtergrond of politieke activisten) onevenredig geraakt worden door deze wet. Dit ondermijnt maatschappelijke samenhang en vertrouwen in de overheid.

4. Beperkte rechtsbescherming
De ruimte voor interpretatie door OM en politie is groot, terwijl sprake kan zijn van geheime informatie uit inlichtingenbronnen. Dat is problematisch voor transparantie, hoor en wederhoor.

5. Onduidelijke meerwaarde
Bestaande bepalingen zoals opruiing, haatzaaien en groepsbelediging (art. 131, 137c/d Sr) bieden al een juridische basis om opruiende of radicaliserende uitingen aan te pakken. De noodzaak voor aanvullende artikelen is onvoldoende overtuigend onderbouwd.

Conclusie
Het wetsvoorstel is bedoeld als normstellend sluitstuk, maar riskeert juist een glijdende schaal van repressie en rechtsonzekerheid. Ik pleit daarom voor heroverweging, met scherpere definities, betere waarborgen voor rechtsgelijkheid en een toetsing op proportionaliteit en effectiviteit.

Met vriendelijke groet,
Joost Eijkman