Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Het nieuwe wetsvoorstel dat het demonstratierecht inperkt, roept ernstige bezorgdheid op om verschillende redenen. Ten eerste is de formulering van de wet te vaag, wat het risico op willekeur vergroot. De gebruikte termen zijn onvoldoende afgebakend, waardoor het voor de autoriteiten moeilijk kan zijn om consistent en rechtvaardig op te treden. Dit gebrek aan duidelijkheid kan leiden tot misbruik en een onvoorspelbare handhaving van de wet.
Daarnaast is er al bestaande wetgeving die adequaat is in het bestrijden van aanzetten tot geweld. Artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht biedt duidelijke en goed afgebakende voorwaarden voor strafbaarheid, en voorziet bovendien in rechterlijke toetsing. Dit betekent dat de huidige wetgeving al voldoende bescherming biedt zonder dat er extra beperkingen nodig zijn.
Een ander belangrijk punt is de bedreiging van fundamentele vrijheden. De voorgestelde wetgeving kan de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en het recht om te demonstreren structureel onder druk zetten. Dit zijn essentiële pijlers van een democratische samenleving, en het inperken hiervan is een zorgwekkende ontwikkeling.
Bovendien biedt de wet ruimte voor asymmetrische handhaving. Het lijkt erop dat het voorstel specifiek gericht is op het criminaliseren van uitingen van solidariteit met Palestijnse verzetsbewegingen. Dit kan leiden tot een ongelijke behandeling van verschillende groepen en meningen, wat de sociale cohesie en het publieke debat ondermijnt.
Tot slot zet het wetsvoorstel de deur open voor repressie van legitieme politieke meningsuiting. Dit is niet alleen een bedreiging voor de betrokken individuen, maar ook voor de democratische waarden die onze samenleving ondersteunen. Het is van cruciaal belang dat we deze vrijheden beschermen en ervoor zorgen dat iedereen zijn of haar stem kan laten horen zonder angst voor repercussies.