Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Allereerst merk ik op dat dit voorstel een aanzienlijke inbreuk maakt op de vrijheid van meningsuiting, zoals verankerd in artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM. De vrijheid van meningsuiting beschermt juist ook uitingen die schokkend of controversieel zijn. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt strikte eisen aan beperkingen: deze moeten noodzakelijk én proportioneel zijn in een democratische samenleving. Het is de vraag of het voorstel aan deze eisen voldoet, zeker nu bestaande wetgeving (zoals opruiing en deelneming aan een terroristische organisatie) reeds ruime mogelijkheden biedt om gevaarlijke uitingen te bestrijden.
Daarnaast bevatten de voorgestelde artikelen vage begrippen als “verheerlijken” en “steun betuigen”. Dit gebrek aan precisie schept rechtsonzekerheid voor burgers: wanneer is er sprake van strafbaar gedrag? Ook wordt het verspreiden van andermans geschriften waarin wordt verheerlijkt strafbaar gesteld, wat journalisten, onderzoekers en opiniemakers kan raken die juist verslag willen doen of duiding geven.
Het risico op een chilling effect is reëel: burgers, media en academici kunnen zich uit angst voor strafrechtelijke vervolging onthouden van deelname aan maatschappelijk debat over terrorisme. Dit ondermijnt niet alleen de vrije meningsvorming, maar kan ook leiden tot selectieve handhaving en discriminatie.
Tot slot wijs ik erop dat internationale rechtspraak (EHRM) vereist dat alleen bij concrete aanzetting tot geweld of haat strafrechtelijke beperking gerechtvaardigd is. Een algemene strafbaarstelling van abstracte steunbetuigingen lijkt hiermee moeilijk verenigbaar.
Ik verzoek u daarom terughoudend te zijn met het invoeren van deze nieuwe strafbaarstellingen.