Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Ik ben fel tegen dit wetsvoorstel, omdat het een directe en ernstige inbreuk vormt op de in de Grondwet verankerde vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet) en de vrijheid van gedachte en overtuiging (artikel 9 EVRM).

Hoewel het bestrijden van terrorisme zonder twijfel een legitiem en noodzakelijk doel is, schiet dit wetsvoorstel ver buiten de grenzen van wat in een democratische rechtsstaat aanvaardbaar is. Het criminaliseren van “verheerlijking” en “openbare steunbetuiging” introduceert vage en subjectieve begrippen, waardoor burgers het risico lopen te worden vervolgd voor uitingen die weliswaar controversieel of schokkend zijn, maar geen direct gevaar vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid.

De Nederlandse rechtsorde kent al uitgebreide mogelijkheden om daadwerkelijke opruiing, aanzetten tot geweld en deelname aan terroristische activiteiten strafrechtelijk aan te pakken. Het invoeren van deze extra strafbaarstelling betekent in de praktijk dat meningen, symbolen of politieke statements — ook in kunst, satire of maatschappelijk debat — onder het strafrecht zullen vallen. Daarmee wordt het publieke debat beknot, wat juist in tijden van spanning essentieel is voor een vrije en open samenleving.

Dit wetsvoorstel schept een gevaarlijk precedent: de overheid bepaalt welke meningen “te ver” gaan, zonder dat daar objectieve en strikte grenzen voor zijn. Dit druist niet alleen in tegen onze Grondwet, maar ook tegen internationale mensenrechtenverdragen waarbij Nederland partij is.

Een democratie moet sterk genoeg zijn om ook onaangename, provocerende en zelfs verwerpelijke meningen te verdragen, zolang deze niet direct oproepen tot geweld. Vrijheid van meningsuiting is er niet alleen voor populaire opvattingen, maar juist voor minderheidsstandpunten.

Om deze redenen verzoek ik dringend dit wetsvoorstel in zijn geheel te verwerpen.