Wet taal en toegankelijkheid HO en MBO

Reactie

Naam LLM L.C. Verschragen
Plaats Brussel
Datum 27 januari 2019

Vraag1

Heeft u opmerkingen op bijgaand wetsvoorstel?
Het huidige wetsvoorstel biedt een aantal nuttige handvatten om meer greep te krijgen op de (negatieve aspecten van) internationalisering van het hoger onderwijs. Met name de mogelijkheid tot het invoeren van een numerus fixus enkel op anderstalige trajecten is een stap in de goede richting, met het oog op het behouden van de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandstalige studenten alsook het behouden van een voldoende aanbod aan Nederlandstalige opleidingen.

De voorgestelde wijziging van artikel 7.2 lid 2 sub c beantwoordt mijns inziens echter onvoldoende aan de in de maatschappij levende zorgen omtrent de 'verengelsing' van bachelor- en masteropleidingen. Waar het huidige wetsartikel spreekt van ‘noodzaak’, spreekt het voorgestelde artikel van ‘belang’; een aanzienlijk ruimere formulering. Zeker in het licht van het recent verschenen rapport van de Onderwijsinspectie, “Nederlands of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs”, lijkt het voorgestelde artikel 7.2 lid 2 sub c eerder tegemoet te komen aan onderwijsinstellingen die momenteel nog handelen in strijd met de wet, dan aan de toegenomen maatschappelijke kritiek en de in de Tweede Kamer levende zorgen op dit vlak.

Hoewel het wetsvoorstel veel verbeteringen bevat ten opzichte van de huidige wetgeving, zou artikel 7.2 lid 2 sub c beter als volgt kunnen worden geformuleerd:

"(…)
c. dit gelet op de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs noodzakelijk is voor het verwerven van de kennis, het inzicht of de vaardigheden die een student bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven."

Bovenstaande formulering biedt, in combinatie met de overige aanvullingen in het voorgestelde artikel 7.2, mijns inziens een beter evenwicht tussen de noodzaak om bepaalde opleidingen (al dan niet gedeeltelijk) in een andere taal dan het Nederlands te kunnen aanbieden en het maatschappelijk belang van het Nederlands als wetenschaps- en onderwijstaal. Bovendien biedt deze formulering naar mijn mening meer duidelijkheid dan de formulering in het wetsvoorstel, wat het handhaven van de wet ten goede zou kunnen komen.