Wet taal en toegankelijkheid HO en MBO

Reactie

Naam J van Heeswijk
Plaats Nijmegen
Datum 28 januari 2019

Vraag1

Heeft u opmerkingen op bijgaand wetsvoorstel?
Het voornemen om uitzonderingsclausule c in artikel 7.2 van de WHW te verruimen vind ik uitermate zorgwekkend.
Zelfs nu er nog overduidelijk sprake is van 'Nederlands, tenzij' zijn er al enkele universiteiten die (nagenoeg) volledig zijn verengelst, of van plan zijn dat te doen.
De gevolgen laten zich raden: voor veruit de meeste opleidingen kan worden beargumenteerd dat het Engels, meer dan het Nederlands, in het belang is van de studie. De verengelsing wordt alleen maar verder gestimuleerd.
Voor veel opleidingen is, meer dan in 1992, beheersing van een andere taal naast het Nederlands noodzakelijk. Het is dan ook logisch dat er binnen de wet meer ruimte komt om in dergelijke opleidingen meer ruimte te geven aan andere talen.
Het bieden van meer vrijheid zou misschien werken als die vrijheid ook verantwoord werd benut. Op het moment lijkt daar weinig sprake van te zijn. Nu al doen ook de negatieve gevolgen van internationalisering zich gelden. Universiteiten kunnen de instroom van internationale studenten nauwelijks meer aan, Buitenlandse studenten vertrekken na hun opleiding weer uit Nederland, omdat elke stimulans om zich te binden aan ons land, zich te verdiepen in onze taal en cultuur door de verengelsing wordt weggenomen. En Nederlandse studenten die in een Nederlandstalige werkomgeving terecht komen beheersen hun vakjargon uitsluitend in het Engels.
En toch wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat het overschakelen op Engels een goede keus is geweest. Er worden allerhande oplossingen gezocht om bovengenoemde problemen te verhelpen, maar kennelijk wordt nauwelijks overwogen om terug te schakelen naar het Nederlands.
Ik denk dat het raadzaam is dat we eerst eens pas op de plaats maken, en hier eens goed over nadenken. Enkele belangrijke vragen:
- Welke problemen waren er voor de internationalisering van ons hoger onderwijs?
- Lost de internationalisering die daadwerkelijk op?
- Veroorzaakt internationalisering nieuwe problemen?
- Wat zijn de voor- en nadelen van internationalisering?
- Is de door de uni's gekozen vorm van internationalisering de meest effectieve en praktische? Of kunnen ze dit beter op een andere manier aanpakken?
Pas als we op dergelijke vragen een goed en duidelijk antwoord hebben, is het tijd om te kijken hoe we wetsartikel 7.2 dusdanig kunnen moderniseren dat de wet te handhaven is (en gehandhaafd wordt!) en we maximaal kunnen profiteren van internationalisering, zonder ons Nederlands te verliezen.