Wetsvoorstel toekomstbestendig onderwijsaanbod
Reactie
Naam
|
SKOM (Hr B.G. van Lieshout)
|
Plaats
|
Heel
|
Datum
|
9 oktober 2015
|
Vraag1
Draagt het op overeenstemming gericht overleg bij aan het realiseren van een toekomstbestendig onderwijsaanbod?
In mijn ogen is hierop een eenduidig antwoord geven onmogelijk. In grote steden met voldoende bestuurlijke kracht en know how zal dit helpend kunnen zijn. Kleine gemeenten met weinig bestuurlijke kracht en kennis ervaar ik als reactief en afhoudend. Wetgeving gaat veelal uit van één beeld en verplaatst zich onvoldoende in de verschillen tussen gemeenten en organisaties. Dit zou in een wereld die steeds verder richting pluriformiteit groeit anders moeten zijn
Vraag2
In het wetsvoorstel wordt het op overeenstemming gericht overleg (oogo) een verplichting voor het hele land, omdat overleg tussen schoolbesturen over een toekomstbestendig en kwalitatief goed onderwijsaanbod voor iedereen van belang is. De motie - waaraan met dit wetsvoorstel uitvoering wordt gegeven - beperkt zich tot schoolbesturen in krimpgebieden met scholen met een kleinescholentoeslag. Wat vindt u, moet het oogo voor het hele land gaan gelden, of alleen in de regio’s met krimp?
Zowel de meerwaarde van samenwerking gezien door de besturen alsook beleidsmaatregelen van de overheid (passend onderwijs, WWZ) brengen de scholen tot overleg. Het samen zorg dragen voor een dekkend en passend aanbod is in veel regio's praktijk.
De overheid heeft gekozen voor een norm voor opheffing die gekoppeld is aan de dichtheid van leerlingen. Deze opvatting is in mijn ogen zeer discutabel omdat ik vind dat de norm onderwijskwaliteit moet zijn.
Ook in niet krimpgebieden spelen dekkend en passend aanbod een rol
besturen worden meer en meer verantwoordelijk voor de gehele bedrijfsvoering. Toch meent de overheid op onderdelen en soms op details zaken op te willen leggen. Het verplichte OOGO is hier zo'n voorbeeld van. het vertrouwen in de professionaliteit van besturen. Ik ben tegen een verplichting!
Vraag3
Denkt u dat de wijziging door schoolbesturen als een meerwaarde wordt gezien zodat op een goede wijze de toekomst van het onderwijsaanbod kan worden vormgegeven?
Zoals eerder aangegeven passen de detailaanpassingen in achterhaald beleid niet in de huidige tijdgeest.
Een voorbeeld: Stichting SKOM, 4 scholen. 1 school van 85 lln zit per 1 oktober 2015 voor het eerste jaar onder de opheffingsnorm (97). De onderwijs kwaliteit is in 2014 beoordeeld. De opheffingsnorm is in 2013 vastgesteld en zou door de sterke leerlingendaling in het gebied op dit moment lager zijn dan 83. Toch wordt de school afgerekend op 97 lln
De opheffingsnorm wordt pas herzien per 1 augustus 2018. Naar het zich laat aanzien zit de school per die datum boven de verwachte nieuwe norm. Echter wanneer de school ook in 2016 en 2017 onder de noem blijft stopt de bekostiging op de dag dat de school weer boven de norm zit
Een "fraai" voorbeeld van discrepantie tussen tussen intentie en regelgeving?
Helaas worden dergelijke voorbeelden niet in het wetsvoorstel meegenomen waardoor een dorp (met één school) zonder school komt.
Vraag4
Biedt de wijziging voldoende garanties voor een bereikbaar, gevarieerd en toekomstbestendig onderwijsaanbod?
zie vraag 3
Vraag5
Wordt van kleur verschieten en verplaatsen voldoende vergemakkelijkt?
zie vraag 3
Voor de voorbeeldschool biedt dit geen oplossing
dus wordt het niet voldoende vergemakkelijkt
Vraag6
Biedt de wijziging voldoende waarborgen tegen oneigenlijk gebruik?
leg verantwoordelijkheid lager (zoals eerder betoogd) waardoor de zoektocht naar creatieve oplossingen wordt voorkomen