Diagnostische Tussentijdse Toets en Leerlingvolgsystemen in het VO

Reactie

Naam A.H. van Gilse- Rutteman
Plaats Putten
Datum 4 april 2012

Vraag1

Wilt u aangeven in welke hoedanigheid u onderstaande vragen beantwoordt?
(ouder, leerkracht, directeur, bestuurder, …)
docent Engels havo/vwo onderbouw

Vraag2

Onder welke condities zijn een diagnostische tussentijdse toets en leerlingvolgsysteem succesvol in de praktijk?
- weinig administratieve rompslomp
- eenduidige systemen
- niet gebaseerd op momentopname
- niet gebaseerd op ALLEEN leesvaardigheid
- niet gebaseerd op omschreven leerstof maar algemeen
- niet achteraf toch als selectiecriterium ingezet

Vraag3

Voorziet dit wetvoorstel in deze condities?
-neen, in ieder geval worden deze voorwaarden niet als zodanig genoemd, dus verwacht ik het niet

Vraag4

In welke mate dragen de diagnostische tussentijdse toets en het leerlingvolgsysteem bij aan opbrengstgericht werken?
- in geen enkele mate. Ik denk steeds aan het verhaal van de zonnebloemenwedstrijd: in een straat zou de kweker van de hoogste bloem een prijs krijgen. Dus iedereen in de straat ging steeds druk in de weer om te meten hoeveel er bij was gekomen. Uiteindelijk werd de bloem die niet met meetlinten maar met wat extra mest en water was behandeld veruit het grootst natuurlijk.
Ik bedoel maar: resultaten meten maakt het onderwijs niet beter.

Vraag5

Is de beperking van beide instrumenten tot de doorstroomrelevante vakken Nederlands, Engels en Wiskunde/rekenen terecht? Zo niet, wat is volgens u een goed alternatief?
- gevolg is dan wel dat deze vakken buitensporig veel aandacht gaan krijgen en er verschraling van het onderwijs gaat optreden.

Vraag6

Is de beperking van het leerlingvolgsysteem tot de onderbouw een terechte keuze? Zo nee, waarom niet?
Ja (daarna is immers het CSE al in zicht)

Vraag7

Wat vindt u van het voornemen om de deelname aan een beperkt aantal internationale onderzoeken te verplichten?
Om het onderwijsniveau te kunnen vergelijken lijkt me dat alleszins redelijk. Maar dat is dan ook het enige argument en de enige acceptabele aanleiding om deze onderzoeken uit te voeren.