Wet inburgering
Reactie
Naam | Gemeente Het Hogeland (K van Es) |
---|---|
Plaats | Leens |
Datum | 30 juli 2019 |
Vraag1
Het wordt op prijs gesteld als in de reactie wordt ingegaan op de volgende vragen:- In het wetsvoorstel is op verschillende manieren rekening gehouden met het ‘doenvermogen’ van de inburgeringsplichtigen (zie toelichting, paragraaf 6). Is dit in uw beleving voldoende gelukt? Worden de bestaande belemmeringen voor inburgeringsplichtigen om in het huidige stelsel vorm te geven aan hun inburgering met het wetsvoorstel voldoende weggenomen?
- Bevat het wetsvoorstel risico’s in het kader van misbruik / fraude waarvoor, in uw beleving, onvoldoende beheersmaatregelen worden genomen? Zo ja, welke risico’s zijn dit en welke aanvullende beheersmaatregelen stelt u voor?
Allereerst onderschrijf ik de reactie van de VNG die in de brief ‘Zzorg en aandachtspunten nieuwe inburgeringsstelsel’ van 25 juni 2019 zijn omschreven. Met name de hierin genoemd volgende opmerkingen worden als zeer belangrijk geacht door onze gemeente:
- leerbaarheidstoets: deze laten uitvoeren vanuit regie van de gemeente vanwege het op elkaar aansluiten van een goede planning voor een doorgaande lijn)
- bekostigingssystematiek: niet afrekenen op succesvolle inburgeringstrajecten omdat de invloed hierop beperkt is en eigen verantwoordelijkheid is
- ontzorgen: geen vastgelegde periode van ontzorgen, maar beleidsvrijheid waardoor maatwerk geleverd kan worden
Er wordt daarnaast gesproken over een vermoedelijk kleine groep inburgeraars die onder de Z-route zal gaan vallen. In onze gemeente worden voornamelijk Eritrese statushouders gehuisvest die nu vaak de alfabetisering volgen omdat de gebruikelijke inburgering niet haalbaar is. Hiervan verwachten wij dat een aanzienlijk deel niet in staat is om te voldoen aan het taalniveau B1 of in staat zal zijn om de onderwijsroute te volgen. Hierdoor is onze verwachting dat het aandeel van statushouders die de Z-route zal moeten volgen aanzienlijk groter is dan verwacht wordt bij de nieuwe wet.
Bij de verdeling van middelen zal als uitgangspunt worden genomen dat aan gemeenten met een zwaardere inburgeringsopgave meer middelen worden verstrekt. De vraag is of een grotere gemeente meer kosten zal hebben per inburgeringsplichtige, omdat deze grote gemeente de algemene kosten juist kan spreiden over een grotere groep inburgeringsplichtigen.
Tenslotte, in artikel 41 lid 2 wordt aangegeven dat de uitkering die gemeenten ontvangen minimaal 3 maanden voorafgaand aan het kalenderjaar bekend wordt gemaakt. Hoe wordt er dan rekening gehouden met het aantal daadwerkelijk gehuisveste statushouders, aangezien dit pas achteraf bekend is.
Er worden op dit moment geen risico’s op misbruik of fraude gesignaleerd.