Besluit tot wijziging vh Besluit houders van dieren en diergeneeskundigen ivm een verbod op het verhandelen van hoogdrachtige varkens en runderen en het uitfaseren vh couperen van schapenstaarten

Reactie

Naam GD (ir. P.J.M. Wever)
Plaats Deventer
Datum 16 april 2020

Vraag1

Wilt u reageren op de conceptregeling? Dan kunt u hier uw reactie geven.
Wij adviseren ook paratuberculose uit te zonderen. Opsporen en afvoeren van besmettelijke runderen maakt deel uit van het beheersingsprogramma van de zuivelindustrie. Anders dan in de NvT gesteld, is het onwaarschijnlijk dat overdracht van de infectie via hoogdrachtige runderen afdoende kan worden voorkomen door bioveiligheidsmaatregelen. De verwekker wordt in hoge concentraties uitgescheiden en kan lang in het milieu overleven. Blootstelling van gevoelige runderen vindt behalve door directe blootstelling aan mest ook plaats via het milieu (zoals grasland) en via stofdeeltjes plaats. Ook wordt de infectie bij een substantieel deel van de besmette hoogdrachtige runderen via de baarmoeder op het kalf overgedragen. Faciliteiten om besmette runderen en hun mest gescheiden te houden van de rest van het koppel ontbreken meestal. Afvoer van als-besmet-geïdentificeerde hoogdrachtige runderen is daarom in het belang van de beheersing.
Volgens art. 2.2, moet afvoer bij salmonellose zijn geadviseerd door een ‘expert’. Wij adviseren dit te vervangen door ‘dierenarts’. Experts die tot taak hebben melkveebedrijven met een langdurige salmonella-besmetting te adviseren, zijn dierenarts. Wij adviseren ook afvoer van latente dragers mogelijk te maken, door art 2.2. aan te passen tot bijvoorbeeld ‘Daar waar …., op basis van positieve (ongunstige) uitslagen van laboratoriumonderzoek, het advies geeft....’. Latente dragers scheiden de bacterie af en toe uit en zijn dan infectieus. Afvoer van latente dragers is daarom nodig voor de bestrijding van salmonella; ze worden geïdentificeerd met antilichaam-testen, en hebben meestal een gunstige kweek. In de NvT wordt verder gesteld dat besmetting met de salmonella bacterie (afdoende) kan worden voorkomen door het treffen van bioveligheidsmaatregelen en dat er daarom geen reden is om voor besmette hoogdrachtige dieren te voorzien in een uitzondering. Praktijkonderzoek heeft laten zien dat het opsporen en afvoeren van salmonelladragers van substantiële toegevoegde waarde is. Dit geldt ook voor hoogdrachtige salmonelladragers, waar het bovendien aannemelijk is dat onder invloed van stressfactoren rondom het afkalven de kans toeneemt dat deze dragers besmettelijk worden. Wij adviseren u daarom het gestelde uit de NVT te schrappen.
De NvT vermeldt dat bedrijven met leptospirose langdurig met antibiotica behandeld worden. Dit is onjuist. Behandeling is éénmalig.

Bijlage