Besluit inkoopplan prijs kwaliteit Wmo 2015

Reactie

Naam GGZ Nederland (Y Moolenaar)
Plaats Amersfoort
Datum 31 maart 2016

Vraag1

Hoe beoordeelt u de strekking van het voorgestelde artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015?
Het voorstel is een eerste stap om de negatieve prijsspiraal in de WMO 2015 te doorbreken en om verdere faillissementen in de zorg (afbraak van zorg en zorginfrastructuur, verlies van werkgelegenheid) te voorkomen. De gemeenten hebben de taak gekregen om bij de uitvoering van de WMO 2015 forse bezuinigingsdoelstellingen te realiseren. We zien graag dat hier op een wijze mee wordt omgegaan en dat de zorgdoelstellingen van de burgers en daarmee van de cliënten van onze leden binnen afgesproken kwalitatieve kaders worden behaald. Inhoudelijke beleidsdoelstellingen van de gemeenten kunnen alleen worden gerealiseerd, als daarvoor passende financiële middelen beschikbaar komen en blijven. Zorg is vooral mensenwerk en deze mensen verdienen een passende honorering.
Wij hebben stevige bedenkingen bij de beïnvloedende rol die gemeenten lijken te krijgen op de bedrijfsvoering en arbeidsvoorwaarden van aanbieders. Voor ons is belangrijk dat deskundigheid en richtlijnen/standaarden en professionaliteit gewaardeerd worden en dat arbeidsvoorwaarden gerespecteerd worden. Aanbestedingen mogen niet tot de laagste prijs leiden met ondermijning van de arbeidsvoorwaarden. De tekst van artikel 5.4 lijkt gemeenten de mogelijkheid te bieden om op de stoel van de werkgever te gaan zitten. Het is niet de rol van gemeenten om normen op te leggen. Zorgorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering, inzet van personeel, ontwikkeling en opleiding van medewerkers, waarbij gehandeld wordt binnen de afspraken die hierover in de verschillende cao’s gemaakt zijn. Dit zijn afspraken tussen werkgevers en werknemers en horen niet in een inkoopdocument vastgelegd te worden. Dit geldt vooral voor artikel 2.c tot en met 2.f.
Het vermelden (2.c) van de van toepassing zijnde cao heeft geen relevantie. Bij het toeschrijven naar één cao, zouden aanbieders die onder een andere cao vallen, op voorhand uitgesloten worden. Er moet ruimte zijn voor meerdere aanbieders. Gemeenten kunnen dus niet opleggen wélke cao van toepassing is. Gemeenten zijn geen partij in cao’s.

Vraag2

Leidt de gehanteerde opzet van het artikel en de daarbij gebruikte toelichting tot een eenduidig interpreteerbaar, helder en duidelijk artikel? Zo nee, waarom niet en op welke wijze kan het artikel worden verhelderd?
Het artikel is helder en duidelijk.

Vraag3

Geeft de nota van toelichting voldoende inzicht in de problematiek en doelstelling van het wetsvoorstel? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u tot verbetering?
De nota van toelichting is helder en duidelijk.
De nota van toelichting lijkt voort te bouwen op de code Verantwoordelijk Marktgedrag thuisondersteuning. Veel inkoopsituaties binnen de Wmo zijn complexer en niet naar één CAO toe te schrijven.
We merken op dat bij de afspraken van 4 december 2015, waaraan gerefereerd wordt, werkgevers niet betrokken zijn geweest. Gevolg hiervan is dat verkeerde afspraken gemaakt dreigen te worden, wat we terugzien in de beïnvloedende rol van gemeenten op bedrijfsvoering en arbeidsvoorwaarden. Het is van belang dat afspraken over collectieve arbeidsvoorwaarden op landelijk niveau gemaakt worden, zodat werkgevers een eenduidig en consistent personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid kunnen voeren, wat tot gelijke kansen op de arbeidsmarkt leidt. Financiers, zoals gemeenten, hebben bij cao’s geen rol.

Vraag4

Hoe effectief is volgens u het voorstel voor het bereiken van het beoogde doel, namelijk een goede prijs- en kwaliteitsverhouding voor voorzieningen en een prijsstelling die voldoet aan de inhoudelijke eisen van de Wmo 2015?
Het voorstel is een noodzakelijke, maar onvoldoende stap voor de borging van een goede prijs- en kwaliteitsverhouding. De aanbestedingsplicht, die op gemeenten rust, leidt momenteel tot prijzen die de kwaliteit, veiligheid en continuïteit van voorzieningen en continuïteit van zorg voor onze cliënten aantasten.
De Algemene Maatregel van Bestuur zal hopelijk bijdragen aan het doorbreken van de prijsdaling. Wij denken echter dat de maatregel tot onvoldoende resultaat leidt. Bij de overheveling van budgetten naar het gemeentelijk domein hebben de gemeenten een financiële taakstelling gekregen. Daarnaast is de omvang van een gemiddelde gemeente in Nederland te klein en daardoor inefficiënt. De uitvoeringskosten bij gemeenten liggen beduidend (factor 5 tot 10) hoger dan bij zorgkantoren en zorgverzekeraars. De combinatie van een financiële taakstelling en hoge uitvoeringskosten zorgen ervoor dat er netto te weinig geld beschikbaar is voor zorg. Dit is een voor gemeenten onmogelijk te overbruggen probleem. Het verlies aan banen en de afbraak van zorginfrastructuur kan alleen worden beperkt als gemeenten reële tarieven hanteren. Er is nog steeds geen garantie dat door de gemeente te hanteren tarieven voldoende zijn om de kwaliteit, veiligheid en continuïteit van zorg en zorginfrastructuur te borgen en te handhaven en bestaande cao’s te eerbiedigen. Een zorgvuldig inkoopproces hoeft nog steeds niet te leiden tot acceptabele en voor alle partijen verantwoorde uitkomsten.
Er is meer nodig dan een goede procesvoering zoals in de Algemene Maatregel van Bestuur wordt voorgesteld.

Vraag5

Ziet u mogelijkheden om de doelstelling, al dan niet door wijziging van het ontwerp van artikel 5.4 op een betere of eenvoudigere manier te bereiken?
Wij constateren dat er vanuit de Rijksoverheid een beleidsmatige koers is ingezet, zonder dat er is zorg gedragen voor de noodzakelijke randvoorwaarden. De randvoorwaarden betreffen de minimale schaalgrootte van gemeentelijke organisaties, voldoende financiële armslag (rekening houdend met hogere uitvoeringskosten) en landelijk kader stellend beleid ten aanzien van productuniformering en gegevensuitwisseling.
Gemeenten hebben daarnaast tijd en voldoende middelen nodig om de gewenste koerswijzigingen door te voeren. Daarbij hoort ook het zoeken naar samenwerkingsvormen die leiden tot voldoende volume, bundeling van deskundigheid, efficiency en harmonisering en uniformering. In het belang van onze cliënten zien wij uiteraard liever niet, dat in de tussentijd in de zorg voorzieningen worden afgebroken die alleen tegen hoge investeringen later weer kunnen worden opgebouwd. In het kader van de stelselverantwoordelijkheid verwachten wij, dat de rijksoverheid hier ook een rol in neemt.

Vraag6

Zijn er nog overige verbeterpunten te noemen? Zo ja, welke verbeterpunten zijn dit?
De daling van de budgetten en tarieven zijn in het gehele sociale domein zichtbaar. Niet alleen binnen de Wmo, maar ook binnen de Jeugdhulp. Ook in de Jeugdwet streven wij naar kostendekkende tarieven en budgetten. Nu is de Jeugdwet anders ingericht dan de Wmo en kan dit niet in één Algemene Maatregel van Bestuur worden opgelost. Wij dringen er op aan dat binnen de Jeugdzorg via een gelijksoortige oplossing realistische tarieven worden gehanteerd.