Besluit inkoopplan prijs kwaliteit Wmo 2015

Reactie

Naam Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân (D Sibma)
Plaats Franeker
Datum 30 maart 2016

Vraag1

Hoe beoordeelt u de strekking van het voorgestelde artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015?
Er is een voorstel het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 te wijzigen. Het voorstel voegt een artikel aan het Uitvoeringsbesluit toe op basis waarvan de gemeenteraad een inkoopplan vaststelt met het beleid dat het college hanteert bij voorbereiding van en het tot stand brengen van een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015. In het kader van dat voorstel wordt een consultatieronde gehouden. De gemeente Leeuwarden heeft ook op deze consultatie gereageerd (zie de bijlage). Achter die reactie scharen wij ons met de volgende voorbehouden:

• In ons geval is geen sprake van een gemeente. In ons geval is sprake van het openbaar lichaam Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân. De Dienst heeft als doel het (doen) uitvoeren van taken van de deelnemende gemeenten op de terreinen van sociale zekerheid, maatschappelijke zorg, jeugdzorg en gesubsidieerde arbeid. De Wmo 2015 valt daaronder. De deelnemende gemeenten zijn: Het Bildt, Franekeradeel, Harlingen, Leeuwarderadeel, Menameradiel, Terschelling en Vlieland.

• In ons geval is geen sprake van een gemeenteraad, een college van B en W en een burgemeester, maar van een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. In plaats van gemeenteraad kan algemeen bestuur worden gelezen. In plaats van college van B en W kan dagelijks bestuur worden gelezen. In plaats van burgemeester kan voorzitter worden gelezen.

• In het stuk van de gemeente Leeuwarden wordt onder Verhouding raad-college in disbalans rondom het Inkoopplan gesproken over bevoegdheden van de gemeenteraad aan de ene kant en van het college van B en W aan de andere kant. Daar klinkt de dualisering van het gemeentebestuur door. De Wet gemeenschappelijke regelingen is niet gedualiseerd. Er zijn naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur per januari 2015 wijzigingen doorgevoerd, maar het op intergemeentelijk niveau voornamelijk monistische stelsel is gehandhaafd.


Vraag2

Leidt de gehanteerde opzet van het artikel en de daarbij gebruikte toelichting tot een eenduidig interpreteerbaar, helder en duidelijk artikel? Zo nee, waarom niet en op welke wijze kan het artikel worden verhelderd?
Een voorbeeld van lichte dualisering is te vinden in artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het college van B en W heeft op grond van art. 160 lid 1, sub e van de Gemeentewet de bevoegdheid tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Naar dat artikel wordt in het stuk van de gemeente Leeuwarden verwezen. In lijn met art.160 lid 1, sub e van de Gemeentewet wordt in artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen deze bevoegdheid bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam gelegd. Het voorstel waar de consultatie over gaat, schrijft dus zaken voor die naast de Gemeentewet indruisen tegen de Wet gemeenschappelijke regelingen.

• Net zoals de gemeente Leeuwarden herkennen wij ons niet in het beeld dat sprake is van een ‘race to the bottom’ in de thuisondersteuning.
In het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) wordt gesteld dat gemeenten er onvoldoende in slagen om te komen “tot een goede prijs- en kwaliteitsverhouding voor voorzieningen en een prijsstelling die voldoet aan de inhoudelijke eisen van de Wmo 2015”. (zie vraag 5 Wat rechtvaardigt overheidsinterventie? op https://www.internetconsultatie.nl/verhouding_prijs_en_kwaliteit onder Meer informatie)

“Het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving bevat normen waaraan goed beleid of goede regelgeving dient te voldoen.”
In het Friese herkennen we deze “rechtvaardiging” in het geheel niet en wij hebben ook geen informatie dat elders dit wel herkend zou worden (afgezien van incidenten). De rechtvaardiging lijkt hiermee niet te voldoen aan het integraal afwegingskader.

Vraag3

Geeft de nota van toelichting voldoende inzicht in de problematiek en doelstelling van het wetsvoorstel? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u tot verbetering?
Ook het Leeuwarder standpunt ten aanzien van de Code verantwoordelijk marktgedrag thuisondersteuning onderschrijven we, echter wel met de volgende aanvulling:
Deze Code schrijft geen minimumtarieven voor, maar benoemt slechts voorbeeldtarieven, die zorgaanbieders overigens weleens als minimumtarief lijken te willen interpreteren.
Het is voor een aanbestedende dienst echter onmogelijk om (betrouwbare) kostprijzen - en daarop gebaseerd tarieven - per Wmo-aanbesteding vast te stellen. Kostprijzen kunnen verschillen per organisatie (o.a. door grootte en personeelsopbouw) en regio, daarnaast betreft dit bedrijfsvertrouwelijke informatie die organisaties normaliter niet prijsgeven.

Het voorliggende AMvB-concept plaatst een aanbestedende dienst voor een erg moeilijke dan wel onmogelijke opgaaf. Het kennelijk verplicht moeten onderhandelen in plaats van een offerte opvragen anno 2016 met zeer veel aanbieders, zal betekenen dat de afdeling inkoop qua capaciteit (zeer) fors moet opplussen.

Naar onze mening kunnen zorgaanbieders dan wel overkoepelende organisaties –desgewenst- zelf op geaggregeerd niveau zorgdragen voor betrouwbare kostprijsinformatie die voor de tariefsbepaling (bijvoorbeeld Zeeuws model of onderhandeling) een goede richtlijn vormen. Ofwel goedgekeurd door een onafhankelijk accountant. Het principe “Pas (richtlijntarief) toe of leg uit” zou hier dan van toepassing kunnen zijn.

Daarnaast wordt door het uitsluiten van de mogelijkheid om (ook) tarieven uit te vragen, een gezonde marktprikkel weggenomen bij de zorgaanbieders, namelijk om de kosten zo laag mogelijk te houden.

Vraag4

Hoe effectief is volgens u het voorstel voor het bereiken van het beoogde doel, namelijk een goede prijs- en kwaliteitsverhouding voor voorzieningen en een prijsstelling die voldoet aan de inhoudelijke eisen van de Wmo 2015?
Zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3.

Vraag5

Ziet u mogelijkheden om de doelstelling, al dan niet door wijziging van het ontwerp van artikel 5.4 op een betere of eenvoudigere manier te bereiken?
Zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3.

Vraag6

Zijn er nog overige verbeterpunten te noemen? Zo ja, welke verbeterpunten zijn dit?
Zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3.

Bijlage