Verzamelbesluit Omgevingswet bodem en water 2025

Reactie

Naam DCMR Milieudienst Rijnmond (S Theuns)
Plaats Schiedam
Datum 13 februari 2024

Vraag1

Hebt u vragen of opmerkingen? U kunt via deze website reageren op alle onderdelen van het Besluit en de Toelichting.
De DCMR heeft op 21 november 2023 aandachtspunten aangegeven over de destijds geconsolideerde tekst van het Besluit activiteiten leefomgeving. Deze reactie heeft IPLO-nummer 23071319. Via deze weg geeft de DCMR nogmaals aan welke punten onder het BAL aandacht behoeven.

De DCMR verzoekt om in Artikel 5.2, naast de eis voor het leveren van kaartmateriaal waar de locatie van de bodembedreigende stoffen kenbaar wordt gemaakt, het artikel aan te vullen met de eis om voorafgaand van de start van de MBA een stoffenlijst aan te leveren van alle te verwachten bodembedreigende chemische stoffen die tijdens de levensduur van de activiteit aanwezig zullen zijn op de plaatsen waar de activiteit (MBA) wordt verricht. Hierbij wordt ook gevraagd om aan te geven op welk detailniveau (minimaal relevante CAS-nummers) dit overzicht aan moet voldoen. Dit omdat Bal § 5.3.1 naar onze inzichten niet voldoende is wanneer het gaat om het duidelijk in kaart brengen van de verschillende activiteiten of stofgebruik van een MBA. Dit geld zeker voor een langdurige MBA.

Rijkswaterstaat stelt dat de ontwikkeling van een analysemethode voor niet-analyseerbare stoffen de verantwoordelijkheid van de ondernemer is. Dit is echter niet als vereiste opgenomen in het BAL en de omgevingswet. De ontwikkeling van een analysemethode bij niet-analyseerbare stoffen ligt bij de ondernemer. Wij zien ruimte om in Artikel 5.2 deze verantwoordelijkheid te noemen.

Aanvullend is geconstateerd dat de term ‘uitstoten’ of ‘uitgestoten’ niet verder gespecificeerd is in relatie tot depositie, met betrekking tot de milieubelastende activiteit. Een bodembedreigende stof kan door emissie-depositie immers ver van de MBA terecht komen en dan geldt dit als ‘uitstoot’. Wij zien graag dat het BAL aangepast wordt zodat de locaties / het gebied waar de ‘uitgestoten’ stof op de bodem terecht komt ook bij het onderzoek betrokken wordt.
Ook wordt in Artikel 5.2 niet voldoende aangegeven hoe lang, door wie en in welke vorm (eind)onderzoeken bewaard dienen te worden. Wij voorzien hierbij onduidelijkheden en knelpunten voor zowel milieu als ondernemer. Bij ontbreken van een specifieke bewaartermijn bestaat het risico op extra kosten door opnieuw uitvoeren van onderzoek. Graag verzoeken wij u om de bewaartermijn te specificeren.