VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Reactie
Naam | Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (A Smits) |
---|---|
Plaats | Breda |
Datum | 13 augustus 2013 |
Vraag1
Het kabinet is van mening dat de ratificatie van het Verdrag een belangrijke bijdrage zal leveren aan het realiseren van de inclusieve samenleving. Voor het realiseren van de inclusieve samenleving is ook van belang om in overeenstemming met artikel 8 van het verdrag de bewustwording ten aanzien van personen met een handicap te bevorderen. Het gaat hier om het bevorderen van de bewustwording van de capaciteiten van personen met een handicap en de bijdragen die zij leveren aan de samenleving. Ook gaat het om het bevorderen van de bewustwording van de belemmeringen, de drempels die personen met een handicap in de samenleving tegenkomen en die hen beletten volledig en op voet van gelijkheid met anderen in de samenleving te participeren.Kunt u aangeven hoe de bewustwording ten aanzien van personen met een handicap kan worden bevorderd? Kunt u aangeven welke bijdrage u levert aan het bevorderen van de bewustwording en of deze bijdrage zich leent om breed toe te passen?
Ik geloof dat mensen met beperkingen hier zelf een sleutelrol in spelen. Zij kunnen juist door mee te draaien in het dagelijks leven en daarover te vertellen laten zien dat ze niet anders zijn dan anderen. Binnen het gehandicaptenplatform in Breda (en bij vele andere platforms) is er een lesopzet ontwikkeld om kinderen op basisscholen hier kennis mee te laten maken. In Breda gebruiken we hiervoor ervaringsdeskundigen, mensen die zelf uiteenlopende beperkingen hebben. Door te vertellen over hun dagelijks leven laten ze zien dat ze gewoon meedraaien, in een betaalde baan, vrijwilligerswerk of dagbesteding. Maar er blijkt ook wat ze daarvoor nodig hebben. Deze opzet hebben we in aangepaste vorm ook voor verscheidene beroepsopleidingen. Wellicht kan deze opzet verder uitgerold en verbreed worden. Je kunt hierbij denken aan het adviseren van werkgevers die vragen hebben over de inzet van mensen met beperkingen in hun bedrijf, of het adviseren over zorg door ervaringsdeskundigen. Wellicht dat er hier een koppeling gemaakt kan worden met de dienstverlening van MEE. De overheid heeft een belangrijke stimulerende rol als het gaat om de inzet van ervaringsdeskundigheid. Door zelf mensen met een beperking in dienst te nemen en te stimuleren dat het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven hen ook inzetten vergroot dit de zichtbaarheid van deze groep enorm. . Hierbij denk ik ook aan het realiseren van passend vrijwilligerswerk voor mensen voor wie een betaalde functie niet haalbaar is. Wellicht dat hierbij een verbinding gelegd kan worden met de participatiewet en de in dat verband gemaakte afspraken en aangegane verplichtingen
Vraag2
Volgens het Verdrag kunnen de Staten geleidelijk aan de verwezenlijking van de economische, sociale en culturele rechten uit het Verdrag werken. Staten hebben hierbij een grote mate van beleidsvrijheid. Ook in het Regeerakkoord van 2012 “Bruggen slaan” wordt uitgegaan van een geleidelijke tenuitvoerbrenging van het Verdrag. Bij de vraag hoe aan die geleidelijke tenuitvoerbrenging in de loop der tijd vorm zal worden gegeven, spelen het stellen van prioriteiten en budgettaire overwegingen vanzelfsprekend een belangrijke rol. Uitgaande hiervan, kunt u aangeven wat voor u een prioriteit is en hoe aan een eventuele investering op dat punt het beste vormgegeven kan worden?Een eerste vereiste lijkt mij het bieden van meer mogelijkheden tot het verdienen van je eigen boterham (conform de doelstellingen van de participatiewet). Het hebben van werk geeft inkomen (waardoor je meer dingen kunt ondernemen), sociale contacten, ontplooiingsmogelijkheden, het vergroot je zelfvertrouwen en biedt een zinvolle daginvulling. Door het hebben van een baan krijg je het gevoel volwaardig mee te draaien. Natuurlijk is een betaalde baan lang niet voor iedereen weggelegd. Daarom kan hiervoor ook gezocht worden naar zinvol, bij de kandidaat passend, vrijwilligerswerk. Als dat niet mogelijk is kan dan teruggevallen worden op dagbesteding. Hierbij is het wel van belang dat de kandidaat leidend is. Er moet werk bij de kandidaat gezocht worden dat insteekt op zijn of haar interesses (fysieke of mentale) mogelijkheden en vaardigheden. Om werk (in welke vorm dan ook) te kunnen aanvaarden zijn wel een aantal randvoorwaarden nodig. Zo worden er dan bijvoorbeeld meer eisen gesteld aan de toegankelijkheid van de (openbare) ruimte. Als meer werkgevers hun werkplekken fysiek toegankelijk maken en vacatures openstellen voor mensen met beperkingen komt de inclusieve samenleving een stap dichterbij.
Daarnaast is het van belang dat nieuwe wetgeving, vooruitlopend op ratificatie, nu al wordt getoetst aan het VN verdrag. Dit geldt met nadruk voor de veranderingen in de WMO en de nieuwe participatiewet. Tussen de hervormingen op het gebied van deze wetten en het VN verdrag ligt ook een heel nadrukkelijke link. Ratificatie kan veel invloed hebben op het hierover te vormen beleid. Daarom acht ik het wenselijk dat de wetgever vanaf dag één nadrukkelijk sturing geeft aan de hierbij betrokken ministeries om te komen tot een eenduidig en overkoepelend plan. Samenhang tussen beleid op verschillende beleidsterreinen is hierbij cruciaal. In dat licht is het een goede ontwikkeling dat de drie decentralisaties (AWBZ-Jeugdzorg-Participatiewet) nu al in samenhang opgepakt worden. Dit kan dan voortgezet worden om de ratificatie vorm te geven. Hierbij vind ik het wenselijk ook cliënten te raadplegen voor men beleid gaat invoeren.