Besluit versterking voorschoolse educatie

Reactie

Naam Stichting Spaarne Peuters (Directeur Bestuurder A. Zoomers)
Plaats Haarlem
Datum 22 maart 2019

Vraag1

Wat vindt u van de flexibele wijze waarop de urenuitbreiding van het aanbod voorschoolse educatie is uitgewerkt?
De keuze voor een flexibele wijze van urenuitbreiding is positief zodat er maatwerk kan worden geboden. Een overweging is echter om de leeftijdsgrens te verruimen naar 2 jaar. Dan is er meer flexibiliteit om de 960 uur te behalen en komen de kinderen eerder in beeld, hetgeen aansluit bij de praktijk van onze organisatie in Haarlem.

Wat betreft de 960 uur:
Voor ouders is het wenselijk dat op de opvangtijden overeenkomen met schooltijden. Aansluiting op schooltijden kan bij sommige locaties een probleem vormen als er 960 uur opvang moet worden geboden. Zeker als bij de basisschool aangesloten wordt met een ochtendopenstelling van 8.30 uur tot 12.00 uur. Dan betekent vier dagdelen van 3,5 uur, 14 uur per schoolweek en 840 uur voor de periode van 1,5 jaar. Bij een aanbod van 5 ochtenden, ontstaat er een voorschool met per week 17,5 uur, in 1,5 jaar 1.050 uur. Een openstelling van 3 uur per ochtend biedt geen soelaas, omdat dan er per week 1 uur aanbod te weinig is t.o.v. de norm van 960 uur in 1,5 jaar.
Is er een mogelijkheid om de norm van 960 uur zodanig bij te stellen dat aansluiting bij de basisschooltijden mogelijk is ?

De vraag is bovendien wat de wensen van de ouders en de behoeften van het kind zijn. De kans bestaat dat ouders afhaken als zij verplicht 16 uur moeten afnemen. Blijft het voor alle ouders betaalbaar?

Wat betekent dit voor het aantal kinderen dat kan worden opgevangen? Wanneer kinderen meer dagen geplaatst worden, kunnen er in totaal minder kinderen worden geplaatst.

Wat betekent dit voor de inzet van personeel? Het vormt een probleem bij de huidige personeelskrapte.

Vraag2

Wat vindt u van de wijze waarop de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie is uitgewerkt?
Wij onderschrijven dat de inzet van VVE-coaches met hbo-niveau een positief effect heeft op de kwaliteit, maar zijn kritisch op de voorgeschreven omvang van de inzet.
In de nieuwe wetgeving is beschreven dat naast de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker (artikel 1.50 van de Wet kinderopvang), de houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden een pedagogisch beleidsmedewerker t.b.v. de voorschoolse educatie in dient te zetten.

Betekent dat dat deze 160 uur per groep bovenop de 10 uur per FTE en de 50 uur (Wet Kinderopvang) per kindercentrum komt?

In dat geval zou dit betekenen dat er bij een openstelling van 40 weken (conform het schooljaar) wordt geleverd:
- 50 uur pedagogische beleidstaken per kindercentrum (wet KO)
- 10 uur per FTE pedagogisch coaching per jaar (wet KO)
- 4 uur per éxtra coaching per groep per jaar (AMvB)

Dit is in niet in verhouding voor voormalige peuterspeelzalen met een korte openstelling van 3,5 uur en doorgaans maar één groep.
Onze organisatie heeft 17 VVE-peuterspeelzalen, die in één lokaal in een basisschool gehuisvest zijn en 4 peuterspeelzalen met twee lokalen. ‘Kindercentrum’ is in dit verband een te groot woord. Exploitatie technisch wordt het door dit soort stapeling van overheaduren steeds aantrekkelijker om verschillende PSZ-lokalen samen te voegen tot een kindercentrum voor meerdere basisscholen. Tegelijk blijkt in de praktijk de duidelijke inhoudelijke meerwaarde voor de doorgaande lijn van huisvesting in en per basisschool.

Wij vragen ons af of in de financiering voldoende rekening met de financiële effecten van deze stapeling van uren gehouden is. Zeker voor de situatie van de voormalig peuterspeelzalen. Is de hiervoor genoemde stapeling van deze uren daadwerkelijk zo bedoeld ?

In de nota van toelichting is verder beschreven dat de pedagogisch beleidsmedewerker VE kan worden ingezet voor de verbetering van de educatieve kwaliteit en dat de pedagogisch beleidsmedewerker VE coachende werkzaamheden kan uitvoeren. Deze taken vallen voor een deel samen met de taken van de pedagogisch coach conform Wet Kinderopvang. Beide zijn namelijk (deels) gericht op ontwikkelingsstimulering van kinderen.

Vraag3

Wat vindt u van de wijze waarop het overgangsrecht is uitgewerkt?
-

Vraag4

Heeft u nog andere opmerkingen?
Binnen de kinderopvang zijn de afgelopen periode opeenvolgend veel nieuwe eisen gesteld. De beoogde inwerkingtreding van beide wijzigingen is respectievelijk 1 januari 2020 en 1 januari 2022. Het zou wenselijk zijn om de wetgeving over een langere periode verspreid in te werking laten treden zodat er meer tijd is om naar de nieuwe eisen toe te werken.
De nieuwe maatregelen zorgen namelijk wederom voor extra regeldruk. In de nota van toelichting worden de extra administratieve lasten op 2 uur per groep worden geschat (het aanpassen van de beleidsplannen, het vastleggen van het aantal groepen waar ve wordt aangeboden en beschikbaar stellen van deze informatie aan de GGD).
Hiermee wordt voorbij gegaan aan de voorbereidende werkzaamheden voor aanpassingen binnen de organisatie en om de nieuwe regelgeving in te bedden in de organisatie. Denk aan het aanpassen van beleid, het overleg met pedagogisch medewerkers over de invulling van de 960 uur, contract-wijzigingen van medewerkers en kinderen, informeren van ouders, het maken van afspraken met scholen, adviestrajecten met oudercommissies etc.

Daarnaast zijn deze aanpassingen van beleid pas mogelijk nadat met de gemeente overeenstemming bereikt is over de grondslagen voor de financiering vanaf het moment van invoering. Ervaringen met de invoering van de Harmonisatie hebben geleerd dat ook dit traject meer tijd vraagt dan vooraf gedacht. Al met al menen wij dat invoering per 2020 niet realistisch is. Wij verzoeken dan ook om een overgangsjaar, waardoor definitieve invoering per 2021 mogelijk gemaakt wordt.