Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring
Reactie
Naam
|
Humanistisch Verbond (Drs. J.A.P. Boogaard)
|
Plaats
|
Amsterdam
|
Datum
|
20 februari 2014
|
Vraag1
Graag ontvangen wij uw reactie op het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring.
In aanvulling op onze gemeenschappelijke reactie met andere organisaties vraagt het Humanistisch Verbond aandacht voor
Detentie tot anderhalf jaar:
De mogelijkheid om vreemdelingendetentie tot anderhalf jaar op te leggen ‘als uitzetting meer tijd vergt, de vreemdeling niet meewerkt aan uitzetting of benodigde documenten uit derde landen nog ontbreken’ (J 59.4) is disproportioneel. Het staat haaks op de intentie van humanisering, een zo beperkt mogelijke inzet van vreemdelingenbewaring van zo kort mogelijke duur, ter fine van uitzetting, als daar zicht op is en er geen alternatieven mogelijk zijn. Als detentie wordt ingezet als drukmiddel om mee te werken aan terugkeer is het risico groot dat het impliciet een strafmaatregel wordt.
Met deze wetsbepaling riskeren onuitzetbaren die niet terug willen of durven anderhalf jaar gevangenis, evenals mensen die geen documenten kunnen verkrijgen. Het is de staatssecretaris bekend dat het verkrijgen van documenten voor terugkeer niet altijd in de macht is van de vreemdeling. Hij erkent dat vreemdelingen soms geen documenten kunnen overleggen omdat hun diplomatieke vertegenwoordiging niet reageert (in zijn reactie d.d. 6 november 2013 op een brief van het Humanistisch Verbond), de vreemdeling de aanvraag dan niet kan bewijzen en de overheid moeilijk kan nagaan welke inspanningen de vreemdeling heeft geleverd. Toch wordt de vreemdeling verantwoordelijk gehouden om de terugkeer te regelen èn het aan te tonen als de pogingen daartoe vruchteloos blijken. Lukt dat niet dan kan ‘niet meewerken aan terugkeer’ een niet te bewijzen inschatting zijn die kan leiden tot anderhalf jaar gevangenis. Ook voor wie niet terug wil of durft is detentie als drukmiddel oneigenlijk en ineffectief gebleken.
Privacy
Naar onze inschatting is het recht op privacy in het geding, als de directeur van de instelling gemachtigd wordt persoonlijke gegevens te verzamelen over de vreemdeling en diens contacten, via onder meer onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van de bezoekers, telefoonnummers en -gesprekken, correspondentie en persoonlijke eigendommen. (H7, art 58). Er wordt erkend dat deze bevoegdheden een inbreuk vormen op het recht op privacy van de vreemdeling en diens bezoeker, zoals vastgelegd in het EVRM en het EU Handvest. Naar onze mening is de uitzonderingsclausule waarvan gebruik wordt gemaakt in het voorstel bedoeld ter voorkoming van criminaliteit en niet van toepassing op vreemdelingen zonder verblijfsvergunning.