Wet versterking waarborgfunctie Awb

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Leiden
Datum 8 april 2024

Vraag2

Heeft u opmerkingen bij een of meer onderdelen van dit wetsvoorstel? Wat zou u anders willen zien? Wat ontbreekt er naar uw mening?
In dit wetsvoorstel ontbreekt enige plicht tot behoorlijk burgerschap.
Er is een steeds grotere groep burgers die bestuursorganen stelselmatig probeert te frustreren. In het verleden is al door de heer Koenraad (25 jaar Awb in eenheid en verscheidenheid 2019/22) geopperd om bepaalde beginselen van behoorlijk burgerschap te codificeren zoals een terughoudendheidsplicht en een duidingsplicht. Dat zijn twee plichten waarbij de voornoemde groep burgers zich stelselmatig niet aan houdt, maar waar de Awb geen doeltreffende voorziening tegen heeft. Te denken valt aan burgers die naar aanleiding van elke correspondentie met een bestuursorgaan direct met Woo-verzoeken, Awb-klachten en AVG-verzoeken beginnen te strooien. Verder zijn er ook burgers die praktisch de gehele (rijks)overheid in de cc opnemen en het aan de bestuursorganen laat om uit te zoeken hoe die mail geduid moet worden.
In het wetsvoorstel worden de mogelijkheden om excessen van de voornoemde groep burgers tegen te gaan beperkt en worden de bestuursorganen aan hun lot overgelaten. Het vervallen van de mogelijkheid om bezwaren kennelijk af te kunnen doen en de verplichting om telkens weer met volstrekt onredelijke veelklagers in gesprek te moeten doen juist af van de waarborgfunctie van de Awb. Zij zullen immers meer capaciteit moeten besteden aan een groep onredelijke burgers terwijl de goedwillende burger hiervan de dupe wordt. Zo zal die goedwillende burger niet enkel langer moeten wachten, maar zal een ambtenaar bij een bestuursorgaan dat veel te maken krijgt met de onredelijkheid van sommigen verzuren en minder geneigd zijn om dienstbaar te zijn ten aanzien van goedwillende burgers.
Het verzoek aan de wetgever is om:
-de kennelijke afdoening zoals verankerd in artikel 7:3 Awb te behouden.
-een duidingsplicht op te nemen voor burgers. Bij twijfel rust er op de bestuursorganen een verplichting om na te vragen. Een uitzondering voor personen die bekend geacht mogen te zijn met de juiste duidingen, omdat ze al eerder geïnformeerd zijn.
-de verplichting van 7:1b niet te laten gelden voor belanghebbende waarvan op voorhand evident is dat informele afdoening geen zin zal hebben, gelet op het eerdere procedeergedrag van de belanghebbende.
-de mogelijkheid om een terughoudendheidsplicht voor veelprocedeerders te verkennen.
Help bestuursorganen dienstbaar te zijn door veelprocedeers te weren!