Sectorale waarderingskaders PO/SO/VO/MBO 2017
Reactie
Naam
|
ROC Friesland College (Dhr. A.H. de Jong)
|
Plaats
|
Leeuwarden
|
Datum
|
17 december 2015
|
Vraag1
Is de inhoud van de kaders herkenbaar voor de doelgroepen?
(Vanuit MBO met vavo)Het meer afstemmen van de afzonderlijke kaders op elkaar is een positieve ontwikkeling en helpt met name bij instellingen die meerdere ‘doelgroepen’ bedienen en gezamenlijk willen werken aan kwaliteitsborging en ontwikkeling. Toch blijven de kaders tamelijk risicogericht en sluiten nog te weinig aan bij de ontwikkelingen in de verschillende sectoren. Daar waar sprake is van voldoende zicht op de kwaliteit en voldoende sturing op verbetering zou de inspectie zich nog verder moeten terugtrekken. Tenslotte zijn er twijfels over de houdbaarheid van een dergelijk document.
Vraag2
Krijgen alle aspecten die u belangrijk vindt voor de onderwijskwaliteit aandacht in dit kader?
Afhankelijk van de interpretatie van het kader door betrokkenen geeft het voldoende ruimte en houvast om naast 'harde cijfers' ook voldoende aandacht aan het 'leren' en 'ontwikkelen' te geven. Het risico is dat er sprake kan zijn van een disbalans, een onvoldoende op de harde cijfers kan niet worden gecompenseerd.
Vraag3
Wat vindt u van de uitwerkingen en de verantwoording die de inspectie bij elke standaard heeft opgenomen?
(MBO) Het deel ‘verantwoording’ bij elke standaard heeft voor de dagelijkse praktijk geen meerwaarde en zou ook wel minder prominent (als bijlage) mogen worden toegevoegd. Het deel “uitwerking” is mooi compact maar hier en daar is het nog verwarrend. Zo wordt regelmatig in het document gesproken over “niveau” en meestal zelfs “niveau van het kwalificatiedossier” (voorbeeld bij ‘verantwoording 1.1. studiesucces). Dat is verwarrend. In een kwalificatiedossier zitten doorgaans meerdere kwalificaties en ook nog van verschillend opleidingsniveaus. Welk niveau wordt bedoeld? Gaat het over het KD als geheel, dus de totale omvang van het KD als ‘niveau’, of over het niveau van een opleiding?. Dit te meer omdat er nogal eens verschillen zijn per opleiding.
Bij 3.2 Exameninstrumentarium wordt bij ‘uitwerking’ gesproken over “dekt de eisen van het kwalificatiedossier”. Dit is verwarrend. Mogen we aannemen dat het gaat om een ‘deel’ van het kwalificatiedossier namelijk het bij de kwalificatie behorend deel van het KD ?
Ook wordt gesproken over “De cesuur ligt op het niveau waarop de student aan de eisen voldoet”. Wat wordt daar mee bedoeld? Het gaat erom dat de student voldoende in staat is om zijn/haar werk als beginnend beroepsbeoefenaar uit te voeren. Daarbij is het aan de instelling om aan te geven wat dat betekent, zonder je voor elke punt en komma in het KD te moeten verantwoorden.
Daarbij komt nog dat verwezen wordt naar de ‘regeling standaarden examenkwaliteit’ die echter nog niet beschikbaar is. We gaan er niet van uit dat daar weer allerlei extra voorwaarden uit rollen.
Algemeen kan gesteld worden dat het nieuwe kader wel meer ruimte geeft een meer eigen invulling te geven aan het onderwijs en de borging daarvan. Daarbij worden aan de interpretatie van het aangetroffene door de inspecteur hogere eisen gesteld en daarmee ook aan de deskundigheid van de inspecteurs. Dat geldt ook voor de financiële deskundigheid door integratie van het toezicht.
Vraag4
Is het onderscheid tussen de eisen met een wettelijke grondslag en de andere aspecten van kwaliteit duidelijk?
Het onderscheid is duidelijk maar omdat er zeer beperkt gebruik gemaakt wordt van de “andere aspecten” (alleen bij standaard 5.2) komt het erg geforceerd en ‘uit balans’ over.