Verkenning verbetering van en draagvlak voor de werkkostenregeling
Reactie
Naam | Gemeente Kaag en Braassem (GJM de Jong) |
---|---|
Plaats | Roelofarendsveen |
Datum | 13 mei 2013 |
Vraag1
Vraag 1Ligt uw voorkeur bij:
a) het noodzakelijkheidscriterium als open norm met veel flexibiliteit, waarbij het privévoordeel van noodzakelijke voorzieningen buiten het loonbegrip blijft; of
b) aanpassingen binnen bestaande kaders van de werkkostenregeling, met minder flexibiliteit, maar meer zekerheid door middel van detailregelingen.
Vraag 2
In hoeverre wordt uw voorkeur bepaald door de daarmee samenhangende administratieve lasten?
Vraag 3
In hoeverre bent u bereid een verlaging van het percentage van de vrije ruimte te accepteren in ruil voor een door u gewenste verbetering?
Vraag 4
Beschrijf de voor u wenselijke methode van vaststellen van verschuldigde eindheffing bij overschrijding van de vrije ruimte. Ook kunt u beschrijven de situatie waarin de voorschotmethode per tijdvak onmisbaar is.
Vraag 1.
Het noodzakelijkheidscriterium is beter hanteerbaar instrument om de werkkostenregeling uit te voeren. Het biedt de werkgever meer ruimte en mogelijkheden de werkkostenregeling uit te voeren.
Vraag 2.
Het noodzakeijkheidscriterium zal niet direct tot minder administratieve lasten leiden. Beoordelingen of uitgaven tot loon behoren of niet zullen blijven plaats vinden. Werkkosten in één oogopslag verwerken in de financiele administratie blijft ook bestaan. Kortom, veel voordeel valt hier niet te behalen.
Vraag 3
Niet bereid een verlaging van het percentage van de vrije ruimte te accepteren. Om binnen de vrij ruimte te blijven hebben wij bij de deelname aan de werkkostenregeling (2011) moeten snijden in lokale personeelsregelingen. Wij (gemeentelijke werkgever) moeten de onkostenvergoedingen van burgemeester, wethouders en raadsleden onderbrengen in de vrije ruimte. Dit bedrag benadert al bijna de helft van de vrije ruimte. De genoemde groep brengt in verhouding een lager fiscaal loon in dan de in dienst zijnde werknemers. Er blijft dus een gering bedrag over in de vrije ruimte die beschikbaar is voor de medewerkers.
Wat ons verbaast is dat bij eerdere evaluatie momenten vanuit overheid geconcludeerd wordt dat het percentage van de vrije ruimte voldoende is. In die evaluaties is niet vermeld en ook niet te achterhalen of de vraag gesteld is, wat werkgevers daarvoor hebben ondernomen om er binnen te blijven. De indruk wordt gewekt dat de vrije ruimte (lees ook percentage) ruim genoeg is. Afgevraagd kan worden of deze conclusie terecht is!
Vraag 4
De methode van vrije ruimte inschatten op basis van fiscale loonsoom voorgaande jaar is goed te doen. Toetsing vindt in de loop van het jaar plaats.