Wet herpositionering taken NZa en deregulering
Reactie
Naam | VPHuisartsen (Dr. H.E Suichies) |
---|---|
Plaats | Amsterdam |
Datum | 19 mei 2015 |
Vraag1
Vindt u het wetsvoorstel effectief om de gestelde doelen te bereiken?Indien niet, heeft u suggesties ter verbetering?
VPHuisartsen vindt het een omissie dat bij deze wetswijziging niets wordt gezegd over de betekenis van de mededingingswet in de eerste lijn cq de huisartsenzorg. In gesprekken met leden van ‘Hetroermoetom’ gaf de minister aan dat een wetswijziging veel tijd kost. Het verbaast ons, dat hier niet van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt, daar waar het toezicht op de uitvoering van de mededingingswet van NZa naar ACM wordt overgeheveld, niet direct de rol van de mededinginswet voor de eerste lijn wordt veranderd.
Vraag2
Heeft u opmerkingen bij de wijze waarop de taakverdeling tussen VWS en NZa is geregeld?Er lijkt meer scheiding tussen VWS en de Nza te komen, zodat de NZa als toezichthouder mogelijk onafhankelijker wordt. Dat zouden we toejuichen. Waarschijnlijk zal juridische arbitrage wel lastiger worden, bijvoorbeeld bij bezwaren tegen door VWS vastgestelde tarieven. Rechters beoordelen maatregelen van de wetgever mogelijk anders dan die van een zelfstandig bestuursorgaan.
Vraag3
Heeft u opmerkingen bij de aanscherpingen ten aanzien van het markttoezicht in de zorg (betreft zowel aanmerkelijke marktmacht als de zorgspecifieke fusietoets)?Ondanks het feit dat wij vinden dat de huisartsenzorg buiten de mededingingswet zou moeten vallen, zouden de aanbevelingen van AEF t.a.v aanmerkelijke marktmacht bij de inkoop door zorgverzekeraars, aangescherpt mogen worden. Tot nu toe heeft de NZa de inkoopmacht nooit echt willen onderzoeken, terwijl er van marktwerking bij zorgverzekeraars en van een gelijk speelveld ten opzichte van zorgaanbieders zoals huisartsen, volstrekt geen sprake is. Ten aanzien van huisartsen veronderstelt de NZa een marktmacht waarvoor geen enkele onderbouwing geleverd wordt . Er is daarentegen sprake van ononderhandelbare, opgelegde contracten waarbij prijzen en leveringsvoorwaarden door de inkoper in plaats van de zorgverkoper worden bepaald. Daarbij heeft de toezichthouder het toezicht op de marktspelregels structureel veronachtzaamd.
Vraag4
Vindt u dat dit wetsvoorstel voldoende ruimte geeft aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars om zelf afspraken te maken over zorgprestaties teneinde een bijdrage te leveren aan innovatie, maatwerk en een vermindering van administratieve lasten?Nee. De verandering van een verbodsstelsel door een gebodsstelsel lijkt een stapje voorwaarts, maar VPHuisartsen vreest de extra controlemechanismen die daar bij gaan horen. Zo zijn de formele controle, de detailcontrole en de materiële controle nog steeds aanwezig, waarbij in de materiële controle de zorgverzekeraar nog steeds het recht heeft te beoordelen of een geleverde prestatie het meest aangewezen was, gezien de gezondheidstoestand van een verzekerde. Ook in de detailcontrole heeft de zorgverzekeraar recht persoonlijke medische gegevens in te zien. Dat vinden wij een onaanvaardbare aantasting van het privacyrecht van patiënten en van het beroepsgeheim van de huisarts en achten we onacceptabel.
Vraag5
Heeft u opmerkingen bij de grondslag in het wetsvoorstel om het macrobeheersinstrument zodanig toe te passen dat contractering wordt bevorderd met het oog op kwaliteit en toegankelijkheid?Het macrobeheersinstrument (MBI) is ingezet bij budgetoverschrijding om de overschrijding middels tariefsverlagingen terug te halen bij zorgaanbieders. Dit instrument wordt nu omgevormd en nader verfijnd tot een macrobeheersheffing (MBH) voor individuele zorgaanbieders, in dit geval de huisartsen. Zie hiervoor bijgevoegd document. (onze positionpaper betreffende het MBH)
Een MBI toepassen op een beroepsgroep die wettelijk moet voldoen aan levering van de door patiënten gevraagde zorg, dient in principe onbelemmerd en niet gehinderd door omzetplafonds, deze zorg aan te kunnen aanbieden. Bij een toenemende zorgvraag met een gemiddelde jaarlijkse groei van 3,8% vindt VPHuisartsen het MBI onaanvaardbaar. Des te meer geldt dit voor een individuele macrobeheersheffing. Hierbij worden huisartsen de facto gedwongen tot contractering. De ongelijke positie tussen huisarts en zorgverzekeraar wordt er nog verder door versterkt en dat is wat VPHuisartsen betreft uit den boze. Het MBI zou, indien al toegepast, op de zorgverzekeraars van toepassing moeten zijn maar niet op de praktijkhouders die het werk en de inzet hebben geleverd ten behoeve van professionele zorg voor de ‘verzekerde klanten’ van de zorginkopers.
Vraag6
Heeft u nog overige opmerkingen?In artikel 1 wordt bij onderdeel f toegevoegd dat een specifieke bevoegdheid voor de ACM formuleert om zorgaanbieders een leveringsplicht op te leggen ten behoeve van consumenten. Dit met name waar een zorgverzekeraar een exclusieve levering van zorg heeft bedongen. Dit vinden wij onjuist. Niet de zorgaanbieder maar de zorgverzekeraar zou hierop moeten worden aangesproken.
In art 48 wordt een aantal bepalingen ingevoerd die volgens VPHuisartsen te breed en voor meerdere uitleg vatbaar zijn. f. de verplichting voor een zorgaanbieder om door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen zorg onder redelijke voorwaarden te leveren aan consumenten; De ACM behoort o.i. de taak niet toe te bepalen welke zorg onder welke redelijke voorwaarden geleverd gaat worden aan patiënten. Dat is aan de beroepsgroep en hun wetenschappelijke instellingen. In samenspraak met patiënten(organisaties. Met het ZiN en IGZ voor de kwaliteitsbewaking en de verzekeraars voor de zorginkoop. e. Onderdeel j (nieuw) komt te luiden: j. de verplichting tot het hanteren van een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen maximum of minimumprijs voor door de Autoriteit Consument en Markt aan te wijzen dienst of levering; Is het nu VWS die de tarieven bepaalt of de ACM? f. Onderdeel k (nieuw) komt te luiden: k. de verplichting om ten behoeve van de vaststelling van prijzen voor door de Autoriteit Consument en Markt aan te wijzen dienst of levering: 1°. een kostentoerekeningssysteem te hanteren dat voldoet aan door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen toerekeningsprincipes, of 2°. een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen berekeningsmethode te hanteren; Uit de memorie van toelichting blijkt dat het kostenonderzoek bij NZa blijft, maar blijkbaar gaat ACM zich er ook mee bemoeien. Dat schept onduidelijkheid en verwarring.
In art 65 onderdeel jj: het gaat om de persoonsgegevens behorend tot de categorieen identificerende, medische en strafrechtelijke persoonsgegevens van consumenten die nodig zijn voor de bevoegdheden van de ACM bij art 46 en 48t/m 49d. Met name de categorie medische gegevens hoort wat ons betreft niet thuis bij de ACM, ook niet in een controlerende functie maar vallen onder het beroepsgeheim. Dit dient wat ons betreft geschrapt te worden