Wetsvoorstel profielen vmbo
Reactie
Naam | CVO-AV (C.H. van Breugel) |
---|---|
Plaats | Gorinchem |
Datum | 31 mei 2014 |
Vraag1
Met dit wetsvoorstel worden de huidige sectoren en afdelingen in het vmbo vervangen door profielen.Wat vindt u van de invoering van de tien voorgestelde profielen in de basisberoepsgerichte, de kaderberoepsgerichte en de gemengde leerweg?
Profielen cq. profielvakken beroepsgerichte/gemengde leerweg
01. Bouwen, wonen en interieur;
02. Produceren, installeren en energie;
03. Mobiliteit en transport;
04. Media, vormgeving en ICT;
05. Maritiem en techniek;
06. Zorg en welzijn;
07. Economie en ondernemen;
08. Horeca, bakkerij en recreatie;
09. Landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel;
10. Dienstverlening en producten.
De reactie op deze internetconsultatie betreft een gezamenlijke reactie van alle vmbo scholen van Stichting CVO-AV, te weten Heerenlanden College, Schans, Windroos, Uilenhof , Calvijn en Gilde Vakcollege Techniek.
De tien profielen zijn een behoorlijk complete afspiegeling van het opleidingsaanbod zoals zich dat nu voordoet op de scholen. Iedere school van onze scholengroep kan hier goed mee uit de voeten. Het enige dat we hierbij nog willen opmerken is dat het jammer is dat Sport Dienstverlening en Veiligheid als zodanig verdwijnt en slechts terug komt in de keuzevakken.
Vraag2
Wat vindt van de invoering van de voorgestelde profielen in de theoretische leerweg?Profielen theoretische leerweg
01. Natuur en techniek;
02. Zorg en welzijn;
03. Economie en ondernemen;
04. Landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel
Met de voorgestelde profielen kan goed gewerkt worden en ze sluiten aan bij wat er nu is. De vraag is of ook scholen met kleine tl-afdelingen voldoende profielen kunnen aanbieden zodat een brede vorming voor leerlingen mogelijk blijft.
Vraag3
Wat vindt u er van dat loopbaanoriëntatie- en begeleiding (lob) een verplicht onderdeel wordt van alle profielvakken?Lob is een belangrijk onderdeel. Hoe breder het aanbod van een school, hoe moeilijker het kiezen is, hoe meer aandacht voor lob nodig is. Scholen verschillen in de breedte van het aanbod. Het is daarom belangrijk dat er voor een school ruimte blijft om eigen keuzes te kunnen maken in de uitvoering van de lob paragraaf. Maak scholen aanspreekbaar op de door leerlingen en ouders ervaren kwaliteit en niet op het uitgevoerde programma. Het is daarom de vraag of lob noodzakelijk een verplicht onderdeel moet zijn van alle profielvakken. Het risico zou kunnen zijn dat lob-activiteiten zich hoofdzakelijk op die profielvakken gaan richten. Lob activiteiten zijn echter breder dan de profielvakken. Ieder vak kan vanuit de eigen specifieke discipline aandacht geven aan beroepsoriëntatie. Lob-activiteiten kunnen ook onderdelen uit overige sectoren behandelen, die niet door de school aangeboden worden.
Vraag4
a. Wat vindt u er van dat scholen vrij zijn in hun aanbod van beroepsgerichte keuzevakken?b. Wat vindt u er van dat de beroepsgerichte keuzevakken elk afzonderlijk worden afgesloten met schoolexamens?
Vraag 4a: Er zitten twee kanten aan deze zaak. Voor het bieden van maatwerk naar leerlingen, het aansluiten bij hun interesse en als functionaliteit van lob, is het vrij zijn in de keuze van aanbod een goede zaak. Voor de aansluiting naar het mbo kan het echter ook een negatief effect hebben. De enige gemene deler van een bepaalde groep studenten worden ws. de vier profieldelen. Dat zal het mbo in de meeste gevallen als uitgangspunt gaan nemen, zodat de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan in de keuzedelen niet verzilverd zullen worden. In een aantal gevallen is dat niet erg en hebben de keuzedelen op een andere manier hun functie gehad (bijvoorbeeld als lob-middel), in andere gevallen, waar keuzedelen een duidelijk onderdeel zijn van een opleidingsprogramma, zal het niet verzilveren van die kennis en vaardigheden een sterk negatief effect hebben op de motivatie van leerlingen. Aansluiting vmbo-mbo is nu ook een groot probleem en wordt door het vrij zijn in aanbod van beroepsgerichte keuzevakken beslist niet opgelost. Een wettelijke erkenning van leerlijnen (een bepaalde opeenvolging van profiel- en keuzevakken die naadloos aansluit/ toewerkt naar een crebo-nummer) zou daar een oplossing voor kunnen zijn. Hierbij zij wel opgemerkt dat omschreven aansluitingsproblematiek met name die scholen geldt die het aanleren van specifieke beroepsvaardigheden op het vmbo als onderwijskundig middel inzetten voor het behalen van de onderwijsdoelen. Scholen voor vmbo die een brede vorming nastreven kijken, ook binnen onze scholengroep, anders tegen deze problematiek aan.
Vraag 4b: Afsluiting met een vorm van een schoolexamen is prima, maar dat behoeft niet altijd voor iedere keuzemodule een afzonderlijke toets of proeve te zijn. Soms is een procesbeoordeling van een keuzevak ook een goed middel. Soms zijn er proeven van bekwaamheden die meerdere keuzemodulen tegelijk kunnen beoordelen (voor de PIE worden dergelijk brede proeve van bekwaamheden door bijvoorbeeld het Consortium gemaakt).
Vraag5
a. In hoeverre denkt u dat - door de invoering van beroepsgerichte profielen en een vrij aanbod van beroepsgerichte keuzevakken - de doelen van deze wet:- Vernieuwde beroepsgerichte programma’s
- Overzichtelijk aanbod
- Organiseerbaar aanbod
- Aansluiting op de regio
- Profilering van scholen
- Maatwerk voor alle leerlingen
- Divers aanbod
gehaald worden?
b. Kunt u per doel aangeven waarom u tot uw inschatting bent gekomen?
Vraag 5a: Zie ook antwoord 4a. Bovenstaande doelen kunnen zeker gehaald worden en bieden veel kansen en mogelijkheden. Wat dat betreft staan we helemaal achter de voorgestelde vernieuwing. Het verschil tussen de verschillende vmbo-scholen zal er mogelijk door gaan toenemen. Daarbij blijft de aansluiting naar het mbo een zorgpunt. Naast deze wet is het dan ook noodzakelijk dat er meer mogelijkheden komen om mbo-delen in te laten dalen in het vmbo, waardoor leerlingen een recht kunnen verwerven om bijvoorbeeld in het tweede jaar van het mbo in te stromen of anderszins vrijgesteld gaan worden van bepaalde vakken of inhouden, gekoppeld aan specifieke leerlijnen (bepaalde stapeling van profiel- en keuzedelen). Dit recht zal leerlingen stimuleren hun talenten maximaal te willen ontplooien. Zichtbaar rendement van motivatie en inspanningen m.b.t. beroepsgerichte vaardigheden op het vmbo moet verankerd worden. De huidige praktijk is dat er voor ‘smal’ opgeleide leerlingen vaak geen goede aansluiting is op het mbo en zij veel zaken moeten herhalen. Vrijblijvende afspraken in deze werken niet. Daarvoor kan een wettelijke verankering een oplossing betekenen. Ook wat bovenstaande betreft zijn er binnen onze scholengroep verschillende inzichten, in grote lijnen het breed-smal debat volgend. De vraag naar de wenselijkheid van het ontstaan c.q. versterken van verschillen in doorstroomsnelheid tussen vmbo-scholen is hierbij reëel.
Vraag 5b: We zien in onze scholen ontwikkelingen op gang komen of versterkt worden op alle genoemde doelen. Ontwikkelingen die als kansen worden gezien. Wat betreft de organiseerbaarheid zal de komende jaren moeten blijken of dit ook daadwerkelijk het geval zal zijn. Vooralsnog is er voldoende vertrouwen en zijn er voldoende ideeën om de kansen en mogelijkheden die de vernieuwing van het beroepsgerichte programma biedt ook daadwerkelijk te kunnen gaan organiseren. Wat betreft maatwerk voor alle leerlingen: kanttekening is dat dit maatwerk wel zijn grenzen (de grenzen van het organiseerbare) zal hebben.
Een tweede kanttekening betreft de financiële ruimte van scholen. Er is bij ons veel enthousiasme om de kansen die de vernieuwing in zicht heeft te gaan benutten. De benutting van deze kansen zal voor een deel ook bepaald gaan worden door de financiële armslag die scholen hebben.
Vraag6
Wat vindt u van de voorgestelde omzetting van huidig aanbod naar nieuw aanbod (zie paragraaf 3.4.1 van de memorie van toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij artikel XII van het concept-wetsvoorstel)?De voorgestelde omzetting lijkt in grote lijnen passend bij de gekozen opzet van de vernieuwing van het beroepsgerichte programma. Het enige mogelijke knelpunt dat wij zien zit hem in het recht om ‘slapende’ licenties als locatie te behouden. Je kunt de toekomst niet overzien. Het zou best mogelijk zijn dat het voor een school/ locatie belangrijk is om op een bepaald moment bepaalde licenties weer te activeren, bijvoorbeeld om beter aan te kunnen sluiten bij een mbo die zijn programma’s aanpast. Het lijkt er nu op dat een locatie dit recht gaat verliezen als we de voorgestelde wettekst goed interpreteren. Liever ‘slapende licenties’ wettelijk verankeren dan via het rpo het indien nodig weer terughalen van deze licenties.
Vraag7
Heeft u nog andere opmerkingen bij dit wetsvoorstel?Intersectoraal leidt breed op, is de toegang van leerlingen uit D&P tot alle opleidingen in het MBO gegarandeerd?
De volgorde se-cspe wordt als hinderlijk ervaren. Het is bij deze volgorde nodig om tegen de tijd van het examen herhalingstijd/ training in het lesrooster te reserveren, omdat een deel van de stof na circa een jaar toch weggezakt kan zijn. Het is de vraag of leerlingen hiervoor te motiveren zijn. Voor bepaalde groepen leerlingen durven we een voorspelling wel aan: niet dus. Het zou aardig zijn dat of scholen de volgorde zelf kunnen bepalen, of er bij het examen een extra ‘deel-module’ komt met het oog op de integratie van de vier profieldelen. Deze ‘deel-module’ of ‘examen-module’ is dan op dat moment nieuwe stof. Haal er bij iedere module 10 uur af, en maak daarvoor een deel/ examen-module’ van 40 uur. Zomaar een idee.
Hoe werkt het vaststellen van het se-cijfer (het gewicht dat dit cijfer krijgt) als scholen hun leerlingen bijvoorbeeld 10 modulen/ delen laten maken?
Modernisering is leuk, maar het vraagt voor scholen soms een enorme materiele investering. Neem scholen die in het profiel Mobiliteit en Transport in één keer geconfronteerd worden met een profielvak mobiliteit. Om dit vak goed te kunnen aanbieden is fysieke ruimte en zijn specifieke leermaterialen nodig. Er wordt nu wel heel luchtig gedacht dat scholen dit maar even moeten oplossen. Willen we vernieuwd beroepsgericht onderwijs aanbieden (doelstelling vernieuwing) dan hoort daar ook een vernieuwde fysieke onderwijs-infrastructuur bij en dus de financiële middelen om dit te kunnen realiseren.