Tijdelijke wet testbewijzen covid-19
Reactie
Naam
|
B Polak
|
Plaats
|
Veghel
|
Datum
|
10 maart 2021
|
Vraag1
Er kan worden gereageerd op alle aspecten van het wetsvoorstel en de toelichting.
Verplicht testen is volledig tegen lichamelijke onaantastbaarheid, artikel 11. Bijvoorbeeld horeca is een belangrijke onderdeel in vorm van vrijheden en levensgenot, waarbij een testbewijs verplichten tot deze vrijheden leidt tot testplicht. Dit geldt al helemaal voor scholieren, waarbij leerplicht van toepassing is en er geen verdeeldheid mag ontstaan, zoals geisoleerde digitale leerlingen en leerlingen dat fysiek gezamenlijk les krijgt.
Een test dienst volledig vrijwillig te blijven waarbij de mensen die zich niet laten testen volledige toegang krijgt tot dezelfde mogelijkheden als mensen die zich wel hebben getest. Enige denkbare scenario voor een dergelijke verplichting zou zijn, indien de IFR bijvoorbeeld boven de 5% ligt onder alle bevolkingsgroepen. Waarbij dus 1/20 sterft, zowel jongeren als ouderen, als oorzaak van een herleidbare en actieve virus. Een "mogelijke" besmetting met het virus, wat de PCR test nu doet, is niet afdoende om de meting uit te voeren. De PCR test wijst niet uit of iemand Covid-19 in het lichaam heeft.
De indicatie over de IFR van het Covid-19 is in basis niet vastgesteld, echter wordt er gecommuniceerd door de overheid en WHO dat de IFR ligt op beneden de 0.3%. Waarbij de IFR lager is dan 0.001% onder de bevolkingsgroep van beneden de 60 jaar oud. De welbekende griep had dezelfde IFR, wat inmiddels 0% is, en is er nooit gesproken over vrijheidsontneming en testverplichting, omdat een virus en menselijk lichamelijke weerstand bij het leven behoort.
De conclusie is om testbewijzen covid-19 te ontraden en te ontzien. Er dient een wetvoorstel te komen dat er pas vrijheidsbeperkende maatregelen ingediend mag worden boven een IFR van 5 of 10% indien het gaat om een virus.