Wet toekomst pensioenen

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Haaksbergen
Datum 27 januari 2021

Vraag1

Graag vernemen wij uw reactie op het wetsvoorstel.
De op website van het ministerie van SZW genoemde redenen voor de invoering van de vernieuwing van de wet, zijn op de eerste na, evident onjuist. Ook het tweede deel van de eerste reden is onjuist, want de essentie van een pensioenstelsel is nu juist het gebruik van de collectiviteit en niet de focus op individualiteit. Het is fout om een stelselwijziging in te voeren waarbij als basis voor de uitkeringsfase een potje geld per individu wordt gebruikt, in plaats van een pot met geld voor de uitkering aan alle uitkeringsgerechtigden.
Het uitgangspunt dat in het oude pensioenstelsel de jongeren benadeeld worden omdat ze voor het pensioen van ouderen moeten betalen, is onwaar. Ze dragen bij aan het vullen van een pot met collectief vermogen, waar zij zelf later gebruik van gaan maken. De stelling dat er sprake zou zijn van een ondoorzichtige herverdeling tussen verschillende leeftijdsgroepen is een pertinente onwaarheid: er zijn slechts twee groepen, de nog-niet pensioengerechtigden en de pensioengerechtigden.

Een buitengewoon onthutsende omissie in de nieuwe wet, waarvan de wetgever pretendeert dat hij veel beter past bij de huidige dynamiek op de arbeidsmarkt, is dat er niets gedaan wordt om het oplopen van pensioenbreuken te repareren. Om de Nederlandse economie toekomstvast te maken zullen er ook in de toekomst nog steeds heel veel mensen in loondienst bij bedrijven en de overheid moeten werken, terwijl aan de andere kant de arbeidsmobiliteit sterk gestimuleerd moet worden om de groei, de vernieuwing en de kennisdeling te ondersteunen. Het beoogde effect is dat deze ‘loonslaven’ tijdens hun arbeidzaam leven meerdere malen van baan zullen moeten wisselen, uitdrukking gevend aan de noodzakelijke dynamiek van de arbeidsmarkt. Echter, zij lopen daarbij onder het vernieuwde stelsel nog steeds het risico op een pensioenbreuk, hetgeen die noodzakelijke dynamiek juist tegen zal werken.

Omdat nergens in de memorie van toelichting of in het antwoorden op de vragen in het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving ook maar met een woord wordt gerept over de resultaten van simulaties die inzicht kunnen geven in wat de consequenties zullen zijn bij uitvoering, moet ik er van uit gaan dat de wetgever het doorrekenen van de werkelijk gevolgen heeft nagelaten. Dat is, gezien de stand van onze kennis van modeleren en simuleren, een zeer ernstige omissie. Ik wacht dus, als nieuw-gepensioneerde, in angst en beven af.