Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen
Reactie
Naam | Het Stedelijk Daltoncollege (R.A.G. Lubbers-Buitink) |
---|---|
Plaats | Zutphen |
Datum | 21 mei 2014 |
Vraag1
Wat vindt u van het voorstel dat de benoeming van bestuurders voortaan moet gebeuren op basis van openbare profielen en om de medezeggenschapsorganen adviesrecht te geven over die profielen en over benoeming en ontslag van bestuurders?Draagt bij aan een helder en transparant bestuur.
Vraag2
Wat vindt u van het voorstel dat er in het PO, VO en MBO, minimaal eenmaal per jaar, overleg dient plaats te vinden tussen de medezeggenschap en de Raad van Toezicht?N.B. in het hoger onderwijs bestaat al een overlegplicht.
Wij doen dit al (voortgezet onderwijs) en dit bevalt ons prima!
Vraag3
Wat vindt u van het voorstel dat de Inspectie van het Onderwijs direct door de interne toezichthouders of het interne toezichthoudende orgaan (Raad van Toezicht) op de hoogte moet worden gesteld van een redelijk vermoeden van wanbeheer bij de instelling.Geen mening. Ik zou het als MR-lid wel willen weten.
Vraag4
Wat vindt u van de vier voorgestelde wijzigingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS)?N.B. De WMS is alleen van toepassing in het funderend onderwijs.
Er is grote behoefte aan een duidelijker (juridisch) kader voor de MR. Dit vergroot ook de logische communicatie tussen directie en MR.
Vraag5
Wat vindt u van het voorstel om wettelijk vast te leggen dat de opleidingscommissies van universiteiten en hogescholen als belangrijkste taak hebben, te adviseren over het bevorderen en borgen van de kwaliteit van de opleiding?Lijkt me uitstekend.
Vraag6
Wat vindt u ervan dat de minister, naast de bestaande mogelijkheden (o.a. aanwijzingsbevoegdheid, inhouding van bekostiging) ook de mogelijkheid krijgt om in het uiterste geval de rechter te verzoeken om falende bestuurders of interne toezichthouders van bijzondere instellingen te schorsen of te ontslaan?Het is een laatste middel en helaas noodzakelijk om niet functionerende bestuurders of toezichthouders te laten vertrekken.
Vraag7
Consultatieve vraag over:Instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting.
Toelichting:
De begroting geeft inzicht in de voorgenomen besteding van middelen. Daarom is het van belang dat het medezeggenschapsorgaan hierbij betrokken is. Dit orgaan heeft (instemmings)recht ten aanzien van diverse (inhoudelijke) onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van de strategische beleidsvoornemens van de hogescholen en universiteiten. Op dit moment heeft het medezeggenschapsorgaan in het primair en voortgezet onderwijs al adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school (zie bijv. artikel 11 van de Wet medezeggenschap op scholen). In het hoger onderwijs hebben de medezeggenschapsorganen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) adviesbevoegdheid met betrekking tot de begroting. In de HO-sector en de MBO-sector geldt op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) dat de Ondernemingsraad (OR) adviesrecht heeft op het meerjarig financieel beleid en over belangrijke investeringsbeslissingen en kredietbesluiten (art.25-1.h t/m j). De WOR schrijft verder voor dat het bestuur de begroting aan de OR moet verstrekken en die met deze raad moet bespreken (art.31a-3).
Onderwijsinstellingen zijn bevoegd om in hun reglement instemmingsrecht op (hoofdlijnen van) de begroting te regelen. In een aantal gevallen is dit ook gedaan.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een wettelijk instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Instemmingsrecht kunnen wij als MR benutten om: te sturen op (onnodig hoge) kosten van energie, abonnementen, inhuur externen. Het zou mogelijk moeten zijn dat de MR een bezuinigingspercentage mee geeft op onderdelen of juist investeringen bepleit. Ook wordt soms meer gereserveerd voor bijv. onderhoud dan nodig is met een negatief resultaat tot gevolg.
Vraag8
Consultatieve vraag over:Benoembaarheid leden Raad van Toezicht
Toelichting:
Tijdens het overleg in de Tweede Kamer op 23 april 2014 over governance is de vraag aan de orde geweest in hoeverre het wel of niet wenselijk is dat een lid van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal tevens lid kan zijn van een Raad van Toezicht van een instelling voor het hoger onderwijs. In de huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is het niet toegestaan om een lid van het Parlement tevens te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van een openbare universiteit. Bij andere onderwijsinstellingen (PO,VO,MBO) bestaat niet zo’n wettelijke beperking.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om een dergelijk verbod te handhaven?
Het lijkt geen probleem, een wisselwerking van ervaring kan positief zijn. Wel dient ervoor gewaakt te worden dat het percentage parlementsleden in een dergelijke functie niet van invloed kan zijn op een stemming of wettelijke maatregel.
Vraag9
Consultatieve vraag over:Versterkt informatierecht medezeggenschapsorganen hoger onderwijs.
Toelichting:
Naar huidig recht moet het college van bestuur van universiteiten en hogescholen, al dan niet gevraagd, tijdig aan het medezeggenschapsorgaan alle inlichtingen verschaffen die zo’n orgaan voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
Hiermee heeft het medezeggenschapsorgaan recht op alle relevante informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn taak, zonder dat er sprake is van onnodige administratieve lasten. In andere sectoren in de publieke en private sector is dit op vergelijkbare wijze geregeld. De Tweede Kamer heeft bij motie van 23 april jl. voorgesteld de informatieplicht te verbreden tot het verschaffen van de inlichtingen die de raad zelf “nodig acht”, omdat volgens de Tweede Kamer zo voorkomen wordt dat de medezeggenschapsorgaan informatie wordt onthouden.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een verbreed informatierecht te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Is het initiatiefrecht hiervoor niet voldoende? Zo niet dan zou er geen beperking aan de inhoud gesteld hoeven te worden. Bij de uitoefening van mijn MR-functie is mij na 5 jaren gebleken dat je echt niet zit te wachten op een overvloed aan informatie. Wel is er een risico dat je je teveel verantwoordelijk gaat voelen voor het beleid van de school. En dat je daardoor op de stoel van de directie gaat zitten.
Vraag10
Consultatieve vraag over:Student-assessor binnen hoger onderwijs
Toelichting:
Een studentassessor is een student van een instelling die de vergaderingen van het college van bestuur bijwoont en daarin een adviserende rol heeft. Met een wettelijke verplichting tot een studentassessor zou er van de kant van studenten in een vroeg stadium inspraak zijn bij het instellingsbeleid en zou die inspraak het beleid kunnen versterken, aldus de motie van de Kamer van 23 april jl. Vraagpunt is hoe een dergelijke figuur past in het governancesysteem van ‘checks and balances’ met bestuur, toezicht en medezeggenschap en wat de positie van de student- assessor is ten opzichte van andere studenten en medezeggenschapsorganen die studenten vertegenwoordigingen.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om de studentassessor wettelijk verplicht te stellen bij hogescholen en universiteiten?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Het zou ook een goede ervaring kunnen zijn voor de studentassessor. Ik zou dan wel twee personen afvaardigen, die kunnen elkaar in balans houden. Het lijkt wenselijk om ze geen achterban te geven, dus rechtstreeks afvaardigen. Misschien wel af en toe een MR of studentenvergadering laten bijwonen.