Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen
Reactie
Naam | Mw K Molenaar - de Vroedt |
---|---|
Plaats | Nieuwerkerk aan den IJssel |
Datum | 10 mei 2014 |
Vraag1
Wat vindt u van het voorstel dat de benoeming van bestuurders voortaan moet gebeuren op basis van openbare profielen en om de medezeggenschapsorganen adviesrecht te geven over die profielen en over benoeming en ontslag van bestuurders?Dit voorstel is goed. Het adviesrecht moet wel expliciet worden gemaakt en niet worden geregeld via mandaat door zitting in een BAC van (G)MR-leden. Pas nadat de RvT, met advies van een BAC, een voorgenomen besluit heeft genomen om een kandidaat te benoemen, wordt deze voorgelegd aan de voltallige (G)MR, waarna er een advies wordt uitgebracht.
Vraag2
Wat vindt u van het voorstel dat er in het PO, VO en MBO, minimaal eenmaal per jaar, overleg dient plaats te vinden tussen de medezeggenschap en de Raad van Toezicht?N.B. in het hoger onderwijs bestaat al een overlegplicht.
Zeer wenselijk. Tot voor kort was dit niet de gewoonte binnen onze stichting, wat mij zeer verbaasde. Het is wel belangrijk, dat dit een overleg is tussen RvT en (G)MR, zonder aanwezigheid van CvB. In ons laatste overleg zat de CvB erbij en dit heeft niet hetgeen opgeleverd, wat nadien wel nodig bleek, namelijk transparant overleg over het (wan)beleid.
Vraag3
Wat vindt u van het voorstel dat de Inspectie van het Onderwijs direct door de interne toezichthouders of het interne toezichthoudende orgaan (Raad van Toezicht) op de hoogte moet worden gesteld van een redelijk vermoeden van wanbeheer bij de instelling.Wat is een redelijk vermoeden? En in hoeverre moet er toch sprake zijn van dossieropbouw? Of kan de Inspectie van Onderwijs daar dan juist in bijdragen?
En wat als de (G)MR vermoeden heeft van redelijk wanbeheer, maar de RvT hier niet naar luistert? Danwel te weinig verbinding hebben, waardoor zij niet op de hoogte zijn? Mag alleen de RvT naar de inspectie? Ook de (G)MR of een groep directeuren, werkend onder het beleid?
Vraag4
Wat vindt u van de vier voorgestelde wijzigingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS)?N.B. De WMS is alleen van toepassing in het funderend onderwijs.
Ik vind het een goede zaak, dat de (G)MR niet meer afhankelijk is van een faciliteitenregeling.
Het is prettig, dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen LCG en OK. Dit is onduidelijk en het hanteren van één loket is wenselijk.
Ik heb moeite met de termijn van 6 weken, welke worden aangehouden na onthouding van instemming. Zeker in het onderwijs, waar grote periode van verlof is. Wanneer de instemming is onthouden voor de verlofperiode en de uitvoering is na de verlofperiode, heb je al snel, dat de termijn van 6 weken al voorbij is.
Daarnaast is uitvoering van het beleid niet altijd direct zichtbaar voor leden van de (G)MR. Voordat signalen hiervan doorsijpelen naar het medezeggenschapsoorgaan, zijn we al gauw een aantal weken verder.
Op zich ben ik het wel eens over de mogelijkheid tot nietigverklaring.
Vraag5
Wat vindt u van het voorstel om wettelijk vast te leggen dat de opleidingscommissies van universiteiten en hogescholen als belangrijkste taak hebben, te adviseren over het bevorderen en borgen van de kwaliteit van de opleiding?Zoals beschreven in de toelichting, betreft dit een wettelijke verankering van de manier waarop het beleid meestal wordt gevoerd. Als dit daadwerkelijk het geval is, kun je aan de ene kant beargumenteren, dat het wetsvoorstel goed is. Aan de andere kant, als het al gebeurt, waarom verankeren?
Vraag6
Wat vindt u ervan dat de minister, naast de bestaande mogelijkheden (o.a. aanwijzingsbevoegdheid, inhouding van bekostiging) ook de mogelijkheid krijgt om in het uiterste geval de rechter te verzoeken om falende bestuurders of interne toezichthouders van bijzondere instellingen te schorsen of te ontslaan?Goed.
Vraag7
Consultatieve vraag over:Instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting.
Toelichting:
De begroting geeft inzicht in de voorgenomen besteding van middelen. Daarom is het van belang dat het medezeggenschapsorgaan hierbij betrokken is. Dit orgaan heeft (instemmings)recht ten aanzien van diverse (inhoudelijke) onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van de strategische beleidsvoornemens van de hogescholen en universiteiten. Op dit moment heeft het medezeggenschapsorgaan in het primair en voortgezet onderwijs al adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school (zie bijv. artikel 11 van de Wet medezeggenschap op scholen). In het hoger onderwijs hebben de medezeggenschapsorganen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) adviesbevoegdheid met betrekking tot de begroting. In de HO-sector en de MBO-sector geldt op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) dat de Ondernemingsraad (OR) adviesrecht heeft op het meerjarig financieel beleid en over belangrijke investeringsbeslissingen en kredietbesluiten (art.25-1.h t/m j). De WOR schrijft verder voor dat het bestuur de begroting aan de OR moet verstrekken en die met deze raad moet bespreken (art.31a-3).
Onderwijsinstellingen zijn bevoegd om in hun reglement instemmingsrecht op (hoofdlijnen van) de begroting te regelen. In een aantal gevallen is dit ook gedaan.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een wettelijk instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Ja, dit is wenselijk. Dit maakt het voor de instelling van belang om goed doordacht beleid te maken, waarbij de begroting uit voortvloeit. Het gaat hier om publieke gelden, dus het is belangrijk, dat hier een stevige stok achter de deur is, om het CvB op aan te spreken.
Vraag8
Consultatieve vraag over:Benoembaarheid leden Raad van Toezicht
Toelichting:
Tijdens het overleg in de Tweede Kamer op 23 april 2014 over governance is de vraag aan de orde geweest in hoeverre het wel of niet wenselijk is dat een lid van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal tevens lid kan zijn van een Raad van Toezicht van een instelling voor het hoger onderwijs. In de huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is het niet toegestaan om een lid van het Parlement tevens te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van een openbare universiteit. Bij andere onderwijsinstellingen (PO,VO,MBO) bestaat niet zo’n wettelijke beperking.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om een dergelijk verbod te handhaven?
Op zich lijkt mij een dergelijk verbod niet wenselijk of noodzakelijk, zo lang het maar transparant is en er duidelijkheid is over de vergoeding die leden van de RvT krijgen.
Vraag9
Consultatieve vraag over:Versterkt informatierecht medezeggenschapsorganen hoger onderwijs.
Toelichting:
Naar huidig recht moet het college van bestuur van universiteiten en hogescholen, al dan niet gevraagd, tijdig aan het medezeggenschapsorgaan alle inlichtingen verschaffen die zo’n orgaan voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
Hiermee heeft het medezeggenschapsorgaan recht op alle relevante informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn taak, zonder dat er sprake is van onnodige administratieve lasten. In andere sectoren in de publieke en private sector is dit op vergelijkbare wijze geregeld. De Tweede Kamer heeft bij motie van 23 april jl. voorgesteld de informatieplicht te verbreden tot het verschaffen van de inlichtingen die de raad zelf “nodig acht”, omdat volgens de Tweede Kamer zo voorkomen wordt dat de medezeggenschapsorgaan informatie wordt onthouden.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een verbreed informatierecht te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Ja, absoluut. Het is te vaak, dat informatie niet transparant wordt gemaakt, doordat dit al 'zit verwerkt' in andere bronnen. Hierdoor is het voor de (G)MR een behoorlijke zoektocht naar de juiste informatie.
Vraag10
Consultatieve vraag over:Student-assessor binnen hoger onderwijs
Toelichting:
Een studentassessor is een student van een instelling die de vergaderingen van het college van bestuur bijwoont en daarin een adviserende rol heeft. Met een wettelijke verplichting tot een studentassessor zou er van de kant van studenten in een vroeg stadium inspraak zijn bij het instellingsbeleid en zou die inspraak het beleid kunnen versterken, aldus de motie van de Kamer van 23 april jl. Vraagpunt is hoe een dergelijke figuur past in het governancesysteem van ‘checks and balances’ met bestuur, toezicht en medezeggenschap en wat de positie van de student- assessor is ten opzichte van andere studenten en medezeggenschapsorganen die studenten vertegenwoordigingen.
VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om de studentassessor wettelijk verplicht te stellen bij hogescholen en universiteiten?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Ik denk dat het goed is dat dit wettelijk verplicht wordt.
De studentassessor moet een basis hebben voor zijn inbreng. Dit zou kunnen zijn als lid van de medezeggenschapsraad en/of studentenraad. Hierbij is het wel van belang, dat hij zijn taak als studentassessor uitvoert zonder last en ruggespraak.