Wet voorkomen misbruik Wob
Reactie
Naam
|
J Smith
|
Plaats
|
Capelle
|
Datum
|
25 juli 2014
|
Vraag1
Heeft u opmerkingen bij de voorstellen tot aanpassing van de Wob zoals deze op dit moment zijn opgenomen in het voorstel?
De verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom is thans geregeld in art. 4:17 Algemene wet bestuursrecht.
Lid 1 bepaalt: "Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen".
Lid 6 voorziet nu al in een aantal uitzonderingen: Dit lid bepaalt:
"Geen dwangsom is verschuldigd, indien:
a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld;
b. de aanvrager geen belanghebbende is; of
c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is".
Het door de minister veronderstelde misbruik wordt op een meer doeltreffende wijze tegengegaan door aan deze bepaling een nieuwe uitzondering toe te voegen, die dit veronderstelde misbruik precies omschrijft. De tekst daarvan zou kunnen luiden [dat ook geen dwangsom verschuldigd is indien]:
"d. de aanvraag kennelijk in overwegende mate is gedaan om betaling van de dwangsom te bewerkstelligen".
Met deze toevoeging wordt gecodificeerd dat de aanvrager die zijn recht misbruikt geen aanspraak heeft op uitbetaling van de dwangsom (vgl. o.a.Rechtbank Rotterdam, 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10241 (misbruik van recht; eiser niet ontvankelijk).
Dit alternatief heeft twee voordelen in vergelijking met het minder specifiek gerichte voorstel van de minister. Het beperkt zich niet tot misbruik van de dwangsomregeling bij Wob-verzoeken, maar geldt algemeen bij bestuursrechtelijke aanvragen. Voorts respecteert dit alternatief het doel waarvoor de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen nu juist in het leven is geroepen, te weten een onnodig trage behandeling van volstrekt rechtmatige Wob-verzoeken.