Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Vleuten
Datum 5 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
De overbruggingswet box 3 was al moeilijk te implementeren voor de belastingdienst en het nieuwe voorstel is vele malen complexer. Doordat er zoveel verschillende financiele producten zijn betekent veel kans op discussie over de interpretatie en kans op rechtszaken omdat in veel gevallen de heffing niet realistisch is. Waarom niet een simpel model zoals de inkomstenbelasting, vaste schijven met vermogensbelasting waarbij mensen onder de vrijstelling niets betalen, mensen met wat meer vermogen in de laagste schijf zitten en mensen die meer vermogen hebben en waarschijnlijk meer rendement maken in de hoogste schijf. Als er gekozen wordt voor een vast tarief (niet op basis van een fictief rendement), dan is er geen discussie mogelijk en is het eenvoudig uit te voeren. Bovendien zijn de totale inkomsten voor de overheid voorspelbaar en jaarlijks aanpasbaar. Bovendien wordt belastingontwijking hierdoor veel moeilijker, vooral voor rijke mensen met slimme accountants zal het straks eenvoudig zijn om winsten te verbergen met allerlei constructies, echter het verbergen van vermogen is moeilijker en bovendien strafbaar. Ook is het met het huidige voorstel moeilijk in te schatten voor de overheid wat de inkomsten zullen zijn? Bij een slechts beursjaar zullen veel mensen dus geld terugkrijgen van de elastingdienst waardoor de inkomsten onverwacht veel lager kunnen uitvallen. Dit is ook pas inzichtelijk nadat alle aangiftes binnen zijn. Bijkomend voordeel is dat de belasting kan aansluiten op de huidige overbruggingswet, waardoor mensen niet van het ene op het andere jaar met een veel hogere belastingdruk te maken krijgen.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a- Veel te complex, moeilijk te implementeren/controleren, kans op extreme verschillen jaar op jaar
b- Complex om in te vullen, complex om te berekenen en complex om te controleren/handhaven
c- Moeilijk om de jaarlijkse belastinginkomsten te voorspellen en moeilijk om dit in kaart te brengen bij de aangifte, Nederlandse financiele instellingen hebben nu al moeite om een betrouwbaar jaarresultaat te generen, buitenlandse financiele instellingen rapporteren vaak niet eens het aanvangsvermogen op 1 januari van het afgelopen jaar, laat staan de vermogensaanwas. Alle financiele producten wereldwijd dienen geclassificeerd te worden of ze wel of niet onder vermogensaanwas of vermogenwinst vallen. Vermogende Nederlandse zullen dit gebruiken om middels vermogenswinstbelasting het betalen van belasting zo lang mogelijk uit te stellen.
d- Dit is terecht, echter wordt het lastig om de vermogenswinst van andere woningen te bepalen, voor de beginwaarde is de woz waarde niet geschikt omdat deze niet overeenkomt met de martkwaarde. De aanschafwaarde is niet bruikbaar in het geval de woning al in bezit was bij invoering van deze wet.
e- Geen mening
f- Terecht, dit soort investeren worden niet jaarlijks gewaardeerd en waardestijging is vaak onbekend.
g- Mogelijk ontstaan hierdoor grote verschillen in belastingdruk op verschillende financiele producten.
h- Belasten op werkelijke huurinkomsten en kosten is moeilijk te registreren, controleren en veel kans op discussie.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a- Vermogende Nederlanders zullen dit gebruiken om belastig zo lang mogelijk uit te stellen
b- Binnen het huidige (overbruggings)stelsel is dit nauwelijks mogelijk, bij dit nieuwe voorstel zullen er veel kansen zijn voor belastingarbitrage en als dit gebeurt kan het weer lang duren om aan te pakken (wetswijzigingen nodig). Een systeem van vermogensbelasting zonder fictief rendement (vast percentage zoals inkomstenbelasting) kan dit voorkomen.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Het in kaart brengen van valuta winsten of verliezen is vrijwel onmogelijk. Vergeet niet dat (met name vermogende Nederlanders) ook veel investeren bij buitenlandse financiele instellingen.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Betaalde rente heeft een negatieve impact op het vermogen en derhalve terecht dat het verrekenbaar is. Dit gaat ten koste van het rendement dat vermogen oplevert.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a- Voorstel van dagen en weken tellen is prima.
b- Er zullen situaties zijn waarbij de woning wel weer onder eigen gebriuk zou vallen, dit moet mogelijk blijven

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Dit is lastig te bepalen, misschien moet er gekeken worden naar de verhandelbaarheid van de participaties. Zolang het niet publiekelijk verhandelbaar is kan het ook niet ten gelde gemaakt worden.