Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amsterdam
Datum 20 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het nieuwe voorstel is veel te omslachtig. Bij de invoering van het huidige systeem was eenvoud juist het uitgangspunt. Dit wordt nu verlaten voor een ingewikkeld arbeidsintensief systeem. Waar is de tijd van leuker kunnen we het niet maken wel gemakkelijker gebleven?
Gewoon het oude systeem van fictief rendement behouden maar met periodieke aanpassing van de percentages op basis van het werkelijke rendement van Nederlandse particuliere beleggers. Dit zou goed kunnen op basis van de aggregeerde gegevens van de (grootste) Nederlandse brokers.
Hiermee heb je veel lagere uitvoeringskosten en veel minder ontwijking dmv constructies.

Hoe ingewikkelder het stelsel wordt hoe lastiger de aangifte en controle worden. In het bijzonder vraag ik hier aandacht voor beleggingen middels buitenlandse brokers. Deze brokers zullen geen jaaroverzichten bieden die aan een ingewikkeld Nederland specifiek stelsel voldoen. Hierdoor zal vermogenswinst handmatig moeten worden bepaald en gecontroleerd.

Er wordt in het voorstel totaal geen rekening gehouden met mensen die in het verleden hun pensioenvermogen hebben opgebouwd door investeren in box-3.
Denk hierbij aan mensen die als kleine ondernemer van hun netto inkomen (vaak na 50% ink bel) zijn gaan beleggen of investeren in vastgoed tbv hun oude dag. Vaak is dit gedaan omdat tot voor enkele jaren geleden er voor ondernemers geen mogelijkheden waren om zelf te beleggen in een afgeschermde beleggingsrekening. Dit kon voor deze groep niet anders dan via een veel te dure commerciële verzekeraar. De fiscale voordelen kwamen door deze kosten vooral bij de verzekeraars terecht. (dit gold zeer sterk in de periode van de woekerpolissen welke recent door de rechter als exorbitant zijn bestempeld) Mensen die deze hoge kosten wilden vermijden zijn veelal in box-3 gaan investeren.
Doordat er in de voorstellen geen vrijstelling is voor mensen die geen ander pensioenvermogen (van box-3 vrijgesteld vermogen) hebben leidt dit tot verder interen op het opgebouwde pensioenvermogen. Mensen die hun pensioen bij een pensioenfonds zoals het ABP hebben betalen over dit vermogen geen vermogens(rendement)belasting. Dit leidt tot (rechts)ongelijkheid.
Dit is vooral problematisch voor de mensen die geen vermogen meer opbouwen middels arbeid omdat deze groep geen gebruik kan maken van de verhoogde mogelijkheid om geld bruto te reserveren voor de oude dag middels een pensioenrekening bij een broker.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Er moet bij vermogens(aanwas)belasting gecorrigeerd worden voor inflatie anders betaal je belasting (over inflatie) terwijl je koopkracht achteruit is gegaan. Bv 6,2% rendement bij huidige inflatie van 5,0% (2023 CBS) levert effectief dus 1,2% vermogenswinst op. In het voorstel betaal je hierover echter 34% van fictief 6,2%. Dit is meer dan je toegenomen koopkracht. Hierdoor hol je het vermogen van mensen die hun pensioen in box-3 hebben bij hogere inflatie vreselijk uit.

Voor woningverbetering geldt hetzelfde. Als de investeringen in onderhoud en verbetering die leiden tot waarde vermeerdering die niet aftrekbaar is van de box-3 belasting dan zal er zo min mogelijk hierin geïnvesteerd worden. Dit leidt tot slechtere kwaliteit van Nederlandse (huur) woningen met slechte energie labels.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
De vermogenden zullen door de grote wijzigingen in de effectieve belastingdruk veel meer dan nu fiscalisten in de arm nemen om op zoek te gaan naar uitwijkmogelijkheden. Dit zie je nu al massaal gebeuren middels vastgoed naar een stichting overbrengen.

Ook hoor ik regelmatig geluiden om aandelen te vervangen door een optieconstructie met de rest in spaargeld. Dit leidt tot een klein deel tegen 6,2% en het grootste deel tegen het lage spaartarief terwijl de blootstelling aan de onderliggende aandelen gelijk blijft.

De zeer vermogenden die al op meerdere plekken op de wereld huizen hebben en hierdoor minder gebonden aan Nederland kijken steeds vaker naar verhuizen (evt. van vermogen) naar het buitenland. Hierdoor betalen de sterkste schouders helemaal geen belasting meer in Nederland net als met de dividendbelasting van Shell en Unilever is gebeurd. Hiervan ontvangt de Nederlandse belastingdienst helemaal niets meer.
Ik sprak laatst iemand die vertelde dat hij naar Zwitserland gaat verhuizen vanwege de vermogensbelasting. Van de besparingen kon gemakkelijk een privéjet bekostigd worden om regelmatig Nederland te bezoeken.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Goed idee om de praktische benadering te kiezen. De uitvoeringskosten wegen denk ik niet op tegen de opbrengsten vermoed ik. Zeker als de kosten van de belastingplichtige hierin meegenomen worden.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
De hele vermogensbelasting is gericht op het belasten van mensen die niet al hun inkomsten hedonistisch uitgeven maar juist ouderwets spaarzaam zijn. Schulden maken belonen middels aftrek is hiervan de overtreffende trap.
Sparen zou juist gestimuleerd moeten worden zodat minder mensen in de problemen komen en een beroep op de collectieve voorzieningen moeten doen.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Als er geen rekening wordt gehouden met de feitelijke situatie dan loopt de overheid een aanzienlijk risico om weer juridisch bakzeil te halen bij de rechter net als met de te hoge spaartaks.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Geen mening