Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Administratief drama J. Okken
Plaats Woerden
Datum 22 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Dit wordt een complexe en moeilijk uitvoerbare regeling, zie de verschillende voorbeelden. Met name de splitsing tussen direct en indirecte rendementen.

De huidige systematiek is onhoudbaar gebleken door het fictieve rendement. Het oorspronkelijk idee was denk ik dat als de rente of het rendement stijgt dat je dan de fictieve rendementen daar ook op aan kon passen. Maar dat ik nooit of met veel te veel vertraging toegepast, waardoor het fictieve rendement nooit in de buurt kwam van het werkelijke rendement.

Je zou relatief simpel een zuivere vermogensbelasting in het leven kunnen roepen. Stel dat je x% betaalt over het belastbare vermogen op 1 januari. Dan weet je waar je aan toe bent. Dan laat je de koppeling los met het fictieve rendement, maar belast je alleen het hebben van vermogen.

En ja, dat is vervelend voor diegenen die hun vermogen in bijv. onroerend goed hebben vastzitten, maar daar staat tegenover dat ze geen uitgestelde winstbelasting meer hoeven te betalen.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Het hybride systeem is complex in uitvoering. Daarmee opent het de deuren voor creatief boekhouden. Ook is het belastend dat je historie moet bijhouden, bijv. over de aankoopprijs van een 2e woning, en de kosten voor onderhoud en een waardevermeerdering die al dan niet toegerekend kan worden aan nieuwe investeringen.

b. Een zuivere vermogensbelasting is veel eenvoudiger en doet recht aan de kern van de zaak, namelijk vermogen kunnen belasten.

c. Door uit te gaan van werkelijke rendementen verhoog je de administratieve lasten en zul je vaak discussies / rechtszaken krijgen over wat wel of niet aftrekbaar is.

d. Nog meer administratieve lasten en moeilijk aan te tonen. Hoe ga je om met het principe van eigen gebruik maar wel een x-aantal weken in de verhuur?

e. Belachelijk. Iedereen die is opgegroeid met het idee om de eigen woning voor pensioendatum hypotheekvrij te maken wordt extra hard gestraft. Aftrek hypotheekrente zou ook afgeschaft mogen worden. Maar geen vermogensbelasting op eigen huis.

f. Opnieuw vragen om administratieve problemen. Verliezen kunnen al worden verwerkt in het bedrijfsresultaat, daar hoef je geen extra uitzonderingen op te maken.

g. Kan dat niet beoordelen. Maar de ervaring leert dat hoe fijnmaziger de verdeling, des te meer ongewenste uitkomsten.

h. Zie ook eerdere opmerking. Wat als er sprake van verdeeld eigen gebruik en incidenteel verhuren. Veel administratieve consequenties en veel grijze gebieden.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Gedragseffect is dat iedereen zoekt naar de mazen in de wet.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Ook dit is weer zo'n onuitvoerbare administratieve hobbel waardoor je een benadering zoekt en daarmee de weg vrijmaakt voor nieuwe geschillen.

Je kunt de valutakoers heel goed als een direct rendement belasten, immers hier is geen sprake van illiquide middelen of vermogen dat in onroerend goed vastzit.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Dat is op twee gedachten hinken. Wel de lusten van vermogensgroei of rendement. Maar niet de kosten.
Stel dat ik een hypotheek verhoog om mijn kinderen te helpen met een lening. Vermogenstechnisch blijft het gelijk. Vermogen in het eigen huis wordt minder, maar daar staat een opeisbare lening tegenover. Dan moet ik wel belasting betalen over de ontvangen rente maar kan ik die niet compenseren met de betaalde rente.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Absurd. Stel dat ik mijn huis voor twee jaar wil verhuren en daarna weer zelf wil gaan wonen.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
In principe vind ik dat startende ondernemingen belast moeten worden via de reguliere bedrijfsvoering.
Verder geen mening over welke elementen uit te zonderen.