Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam CE Pankras Beheer en Management (C.E. Pankras)
Plaats Alkmaar
Datum 30 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Ik vind het een slecht voorstel. Ik denk alleen maar het boek van Richard Koch en de 80/20 regel, namelijk dat je met 20% van je tijd, je geld of je mensen 80% van je resultaat behaald. Focus je op het meest voorkomende aspect. Niet op alle kleine details en uitzonderingen (en daar regeltjes voor proberen te maken), dan ben namelijk met 80% van je tijd, mensen en middelen bezig om 20% van je resultaat te behalen. Het gaat handel vol geld kosten, enorm veel fiscale en financiële adviseurs moeten erbij komen en er komt zoveel los over de kleinste details (zoals bijvoorbeeld valuta) die het minst voorkomen en waar opeens iedereen mee bezig moet zijn. Als ik kijk hoe het vroeger was (vermogen 1/1/jaar Z versus vermogen 31-12-jaar Z en het verschil is de toe- of afname, waar je aftrek hebt of bijtelling. Basta. Dan is 80% afgedekt tegen de laagste kosten met het hoogste resultaat. Als er nu overigens 1 groot probleem is, dan is het het gebrek aan goede mensen.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Al deze vragen verwijzen naar de enorme complexiteit die er gaat ontstaan voor de grootste groep spaarders/beleggers van tot rond de 100K. Mensen die hard gewerkt hebben, belasting betaald en nu opeens specialistische fiscale mensen moeten gaan inhuren omdat niemand het meer snapt. Daar gaat de winst zeg maar. Terug bij af.

d. Goed idee om een uitzondering te maken voor de eerste woning voor eigen gebruik. Echter, is het onrechtvaardig om hier een (hoog) forfaitair rendement op te heffen welke uitgaat van een gebruiksgenot gelijk aan een uitgespaarde jaarhuur. Immers kan een persoon zich maar in 1 woning tegelijk bevinden. Wanneer een woning wordt gebruikt voor enkele weekenden per jaar, staat dat niet in verhouding tot een belastingdruk van duizenden euro's. De eigenaar betaalt ook reeds huur of EWF voor zijn hoofdwoning. Ik pleit ervoor alleen daadwerkelijk huuropbrengsten te belasten. Geen huuropbrengsten is geen belasting. Dan kan ook worden afgezien van een aparte behandeling van deze eerste "tweede" woning. e. Onjuiste aanpak. Behandel de eerste tweede woning niet anders als andere woningen en hef dus geen belasting wanneer er geen huuropbrengsten zijn. Belast wel de waardestijging van de tweede woning op moment van overdracht.g+h) Oneerlijk, een eigenaar van een tweede (vakantie)woning voor eigen gebruik, betaalt reeds huur of eigen woning forfait voor een eerste woning. Fysiek kan hij niet tegelijkertijd in beide woningen verblijven. Het genot van deze tweede woningen kan niet gelijk worden gesteld aan een uitgespaarde jaarhuur. Belast gewoon de huuropbrengsten en als deze er niet zijn dan niets. Belast dan wel de eventuele winst bij overdracht.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Uit onderzoek (2017) van de Bond voor Belastingbetalers en de Universiteit van Amsterdam blijkt dat gedragseffecten door wijziging van de box-3 heffing het meest zichtbaar zijn bij de vermogens boven de € 500.000. Op basis van gegevens uit 2017 blijkt dat dit ongeveer 150.000 belastingplichtigen betreft. Deze groep vermogenden benut de mogelijkheid om de box-3 belastingdruk te verlagen. Zulke gedragseffecten zijn voornamelijk merkbaar bij belastingplichtigen met voldoende vermogen om een fiscaal adviseur in te huren. Het is aannemelijk dat voor het grootste gedeelte van de belastingplichtigen die relatief weinig box 3-vermogen bezitten het nieuwe stelsel weinig gedragseffecten zal hebben. Het is de vraag of het noodzakelijk is om een grote groep op te zadelen met de lasten van dit voorstel, terwijl deze alleen effect hebben bij een kleine groep.

Ik verwacht dat er voor de middenmoot met de minste kennis enorm veel extra werkdruk ontstaat ivm bewaren, verzamelen en invullen van extra gegevens. Dit leidt weer tot stress, tot ziekte tot extra kosten en enorme groei in “hulpdiensten” .

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Dit is zo’n voorbeeld, waarbij nog geen 5% van de mensen (schat ik in) met vreemde valuta werkt. Je hier op focussen betekent dat je 80% van je mensen / middelen en tijd ga inzetten op iets wat een minimaal resultaat geeft. Zonde van de tijd en het levert niets extra op. Het kost meestal alleen extra.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Ik ben tegen aftrek van consumptieve schulden. Vallen hier ook de gokschulden onder? Sinds dit gelegaliseerd is hebben we meer dan 450.000 mensen met gokschulden (buiten alle bestaande consumptieve schulden. Het moedigt alleen maar aan om nog meer te lenen. Het extra lenen en schulden maken zou ontmoedigd moeten worden. De massa komt alleen maar in steeds grotere financiële problemen.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Ad a. Betekent ook weer extra werk, extra rekenen, tellen, bijhouden administreren, waar zijn we helemaal mee bezig. Wat is het hogere doel, wat is het verhoogde resultaat. Is dat eigenlijk al berekend. Wat gaat er hier beter van worden.

Het Kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 stelt dat er geen forfait gehanteerd mag worden wanneer het werkelijk box 3-inkomen nihil is. Bij een tweede/vakantie woning in box 3 die hoofdzakelijk voor eigen gebruik is zal nauwelijks spraken zijn van rendement. Het is daarom redelijk dat er niet met een forfaitair rendement gerekend zal worden voor een tweede woning in box 3 die hoofdzakelijk voor eigen gebruik is.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Ik wil een voorbeeld aanhalen van stuk praktijk bij aankoop/verkoop effecten door het opheffen van een Beleggersbank, zoals bij Alex, Binkbank bijvoorbeeld gebeurd is. Ik heb daar aandelen en de bank wordt overgenomen door een andere. Hele effectenportefeuille worden overgeboekt van de ene naar de andere bank (of systeem) zonder extra kosten voor de klant. Systeem technisch een zware en moeilijke zaak. Alle aankoop koersen zijn niet meegenomen, dus opeens heb ik bij de nieuwe bank rendementen van 100% en meer, omdat de aankoop waardes allemaal naar 0 zijn gegaan.
Stel dat zoiets gebeurd in een jaar, kan iemand bedenken wat dit inhoud aan klachten en uitzoekerij voor duizenden mensen die de vragen hebben en honderdduizenden die de vragen moeten oplossen, uitzoeken, etc.