Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam De Rotterdamsche Vastgoedmaatschappij (de heer R. Perridon)
Plaats Rotterdam
Datum 14 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
In algemene zin kan ik aangeven dat dit t.o.v. de overbruggingsperiode een zeer goede aanpassing is. Ik heb nog wel wat vraagtekens. Hoe wordt er omgegaan met de vastgoedportefeuille bij overlijden? Aangezien je in het nieuwe stelsel pas afrekent bij verkoop en je bij overlijden ook nog te maken hebt met erfbelasting. Wordt dit een dubbele heffing? 34% over de waardestijging en dan nog 20% over de totale waarde.

Voorbeeld:
Aankoop 1-1-2015 € 600.000,00
Waarde 1-10-2028 € 1.100.000,00 (datum overlijden eigenaar)
Stijging € 500.000,00

Vermogensrendementsheffing 34% van € 500.000 = € 170.000,00
Erfbelasting 20% van € 1.100.000 = € 220.000,00
Totale belasting € 390.000,00

Dit is wel een hele hoge belastingdruk.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Wat hier buitenbeschouwing wordt gelaten is de inflatie. Je vermogen mag dan wellicht absoluut toenemen maar wanneer je de inflatie meerekent wordt je verhoudingsgewijs niet of weinig wijzer. Inflatie is er vooral om er voor te zorgen dat de overheidsfinanciën niet uit de pas gaan lopen en dat we blijven uitgeven.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
De situatie is niet anders dan nu het geval is. wat je wel kan verwachten dat er voor 1 januari 2027 vastgoed verkocht gaat worden om nog te kunnen profiteren van onbelaste winst. Zeker voor portefeuilles die al lang in bezit zijn en een aanzienlijke waarde stijging hebben door gemaakt. Dit kan voorkomen worden door a) de WOZ waarde per 1 januari 2027 als waarde aan te houden voor de vermogens winst belasting wanneer de OG waarde lager is dan de WOZ waarde b) de OG waarde aan te houden wanneer de WOZ waarde lager is.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Het principe klinkt mij heel redelijk maar met die verstande dat dit geen vrijbrief moet zijn om maar te gaan lenen omdat je de negatieve rente in de toekomst mag verrekenen. Hierbij kunnen mensen in een kwetsbare positie komen. De Leencapaciteit zal heel goed in de gaten gehouden worden.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Oei!! deze is lastig.
neem als voorbeeld iemand koopt een nieuw huis en blijkt zijn eigenhuis door markt omstandigheden niet te kunnen verkopen. Er wordt besloten deze woning tijdelijk te verhuren en te wachten op betere tijden. De woning gaat over van Box1 naar Box3. Het rendement wordt belast (keurig). Maar nu wordt de woning na 1,5 jaar verkocht omdat de marktomstandigheden beter zijn geworden. Bij verkoop in Box3 krijgt de eigenaar te maken met een vermogensaanwas belasting van 34%. Terwijl wanneer hij de woning vanuit box1 verkocht had, hem dit geen belasting had gekost.

Mogelijk oplossing: hou de woning (maximaal 1 extra) in box1 en zie de huurinkomsten als loon. daar staat tegenover dat hij kosten die hij maakt in de overbruggingsperiode als bijzonderkosten mag opvoeren in zijn aangifte .

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Ik denk dat hier vooral moet kijken of de aandelen vrij verhandelbaar zijn en of de bedrijven investeren in een door de overheid bijgehouden en beoordeelde innovatie register. Bedrijven die hier gebruik van willen maken zullen zich moeten melden en kwalificeren. Daarnaast den ik dat je hier een tijdframe aan moet toe kennen.