Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Nieuwerkerk
Datum 21 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het motief om werkelijk rendement te belasten vind ik goed. De uitwerking van dat ideaal blijkt complex en ik heb serieuze vragen bij de redelijkheid van voorgestelde onderdelen en bij de veronderstelde solidariteit van burgers . Dit alles is essentieel om tot een draagvlak te komen. Ik zie dat niet gebeuren en zou meer voelen voor een redelijke en verfijnde invulling van de huidige forfaits. Het stelsel zoals dat vanaf 2023 geldt met de percentages van 6,17% in staffels (rente naar vernogen), wil daar draagvlak voor zijn.
Voor het nu voorgestelde box 3 stelsel zie ik als voorname bezwaren : men zal niet solidair zijn en op zoek gaan naar alternatieven. Voor de in H 7.7 genoemde toeslagengroep voorzie ik een kapitaalvlucht naar caravans, campers, auto’s etc. Die doen dan niet meer mee met box 3. Verder zullen de mega vermogens hun constructies via rechtspersonen aanhouden en uitbreiden en zo box 3 ontwijken. Ook zullen degenen met vermogen (ook og) buiten de EU, de afdracht blijven ontwijken. En dan zal een groep vluchten naar contanten en crypto, wetende dat dit lastig vast te stellen is. Ten slotte bestaat er kans op belastingvluchtelingen die binnen de EU naar betere belasting plekken zullen zoeken. Er ontstaat dus een ongelijk speelveld, waarbij de niet handelende (doorsnee) burger zich de sitting duck voelt. Dit zal het voorstel ondermijnen en het draagvlak aantasten. Beter is om uit te gaan van deze goedwillende doorsnee burger en deze middels een (zeer redelijk!) forfaitair rendement compliant te houden en zelfs te stimuleren om bij te dragen aan Nederland middels belastingafdracht. Dat betekent een eenvoudig stelsel met uitsplitsing naar soort vermogen, een laag forfaitair rendement (belasting niet als straf, maar als bijdrage aan de maatschappij), vasthouden aan eerdere toezeggingen en eerder opgewekt vertrouwen en rechtszekerheid (pre brede herwaarderingsregels in stand laten), rekening houden met sparen en beleggen voor pensioen , verpleeghuiszorg (de ouderen die hun huis verkopen), of voor levensloopperiodes (kan gemaximeerd worden), en interingsvrijstellingen en middeling opnemen. Dat zorgt voor draagvlak. Wellicht zelfs dat degenen die afhaken dan zelfs terugkeren, waardoor de solidariteit toeneemt. De burger als vlieg en de belasting als stroop, niet als azijn. Wel kan gestaffeld worden naar hoogte vermogen, vanaf bijvoorbeeld 1 miljoen in box 3 in staffels een hoger forfaitair tarief.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Het voorstel is te complex, terwijl het bedoeld is voor iedere burger met vermogen. Er wordt zelfs een administratieve last opgelegd. Dat draagt niet bij aan draagvlak of begrip. Het is leuk voor de belastingadviseurs die hun klantenkring zien uitbreiden, omdat minder mensen zullen begrijpen wat ze moeten en mogen. Er wordt teveel geredeneerd alsof burgers calculerende ondernemers zijn; het zakelijkheidsbeginsel is daar een voorbeeld van. Terwijl de meeste burgers proberen wat te sparen en die opbrengsten via eventueel beleggen te verhogen voor hun pensioen later, of voor hun kinderen die zullen studeren en geen huis zullen kunnen kopen. Zodra je de burger die ruimte geeft heb je een compliant belastingplichtige. De meesten begrijpen best dat belastingafdracht nodig is en bij een eenvoudig , redelijk en solidair stelsel krijg je compliant burgers. Het idee van de eerste woning in box 3 vind ik uit dat oogpunt prima. Ook voor familiebedrijven valt het idee te billijken. Ten aanzien van startups verwacht ik veel sluiproutes voor vermogende burgers. Dat zou gemaximeerd moeten worden. Ten aanzien van de financiering van de eerste box 3woning (vakantiewoning), vraag ik me af hoe het dan zit met de financiering via een box 3 hypotheek van een box 1 huis, als de vakantiewoning in box 3 enkel uit eigen vermogen, zonder financiering bestaat. Dit is namelijk lood om oud ijzer; financiert men 3 ton voor de woning in box 3 of 3 ton voor de woning in box 1? Daar moet een gelijke behandeling tegenover staan.
Wat betreft de vermogensaanwas is het streven eigenlijk dat er geheven wordt op het moment van realisatie van de winst. Maar de uitvoering is anders; er wordt vooraf geheven en eigenlijk op een papieren aanwas. Dat is geen feitelijke aanwas en m.i. Onredelijk(net als overigens het huurwaardeforfait in box 1). Ik zie ook een ongelijkheid met vennootschappen en met box 2, waar overdrachts- en opheffingsmomenten aanleiding zijn om af te rekenen (oa in de VPB). Als de wetgever de analogie met de ondernemer wil trekken, dan ook hier . Overigens geldt dat dan ook voor het houden van “reserves” in verband met toekomstige uitgaven (aan een vakantiehuis). Die mogen dan even,in meetellen in de genoten “winst” bij de winstbelasting.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
A: Zie mijn eerdere opmerkingen
B: hoe complexer de opzet, hoe meer mogelijkheden tot ontwijking en wellicht ook ontduiking. Verder zal vooral spelen wat de burger als “redelijk en eerlijk” ervaart. Hoe onredelijker het ervaren wordt (bijvoorbeeld doordat men ziet dat de mega-vermogenden toch nog constructies hebben, of bijvoorbeeld doordat er rulings met bedrijven zijn afgesproken, bijvoorbeeld doordat bedrijven lagere tarieven energiebelasting betalen) hoe eerder de burger zal kiezen voor alternatieve wegen.
Een simpele belastingopzet, met een meer dan redelijk belastingtarief (zodat er eenvoudigweg geen betere alternatieven in de EU zijn) en redelijke vermogensdrempels, maakt meer mensen compliant. Dan kun je evengoed nog staffelen bij zeer hoge vermogens, waarbij nog steeds dat redelijke belastingtarief leidend moet zijn. Laten we ook vast stellen dat er verschil mag zijn in vermogen in Nederland. Maar ieder moet zijn steentje bijdragen “naar vermogen”.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
De last van dit voorstel ligt niet bij de wetgever, niet bij de belastingplichtige, maar bij een derde . De zogenaamde “ketenpartner”. Ter bescherming van het belang die derde, vind ik dat de regeling niet nog complexer moet worden dan die nu is. Vraag me af hoe met de extra kosten van die ketenpartner wordt omgegaan, overigens. Daarom geen wijziging. Neem de valutawinsten voor lief, net zo goed als dat valutaverliezen geen belastingvermindering geeft. Er is door de belasting op de rente, ook een vrij vaste stroom aan belastinginkomsten.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Ik zie hier een groot risico voor de afgesloten box 3 hypotheken, voor de eigen woning in box 1. Daar heeft men geen hypotheekrenteaftrek van, nu het een schuld is in box 3. Als deze schuld niet meer volledig en gelijkwaardig meegenomen kan worden in box 3, wordt deze groep burgers onevenredig benadeeld en kunnen er financiele problemen ontstaan.
Voor schulden die geen enkele relatie hebben met box 1,2 of 3 zou voorgesteld kunnen worden om deze buiten beschouwing te laten als aftrekbare schuld. Maar het maakt het voorstel wel weer (nog) complexer.
Vasthouden aan een eenvoudig boxenstelstel, zoals het ook ooit was bedoeld, leidt tot het beste resultaat. Het toevoegen van vermogensstaffels en redelijke rekenregels geven de burger weer vertrouwen en gevoel van rechtvaardigheid. Dit is zeker niet het moment om aan opgewekt vertrouwen en rechtzekerheid te gaan tornen (zoals de plannen op p 23 MvT, tav de oud regime polissen nu ingrijpend doen).

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Voor de BTW plicht en “ondernemerschap” gelden 140 dagen verhuur, meen ik. Daar zou ,voor de eenvoud van het systeem het beste bij aangesloten kunnen worden. Het plan is al (te) complex. Nogmaals, een redelijk forfaitair bedrag , zonder vermogensaanwasbelasting, heeft wat mij betreft de voorkeur. Een vermogenswinstbelasting gecombineerd met een vermogensaanwasbelasting zal voor de burger voellen als twee keer belasting betalen voor hetzelfde. Dit is funest voor enig draagvlak en werkt constructies in de hand, waarbij de sterken het winnen (lees : de zeer grote vermogens die adviseurs inschakelen). De box 2 groep kan boxhoppen, de gewone burger niet.
Wat betreft het idee om niet meer te kunnen veranderen als men eenmaal de x dagen van verhuur heeft overschreden: dit is uiterst onrechtvaardig en zal ook zo ervaren worden. Als de insteek is om het reeele rendement te belasten, dan moet de uitvoering ook zo zijn. Dit gaat anders procedures geven. Laat jaarlijks vast stellen of men (net als bij de BTW) als ondernemer aangemerkt moet worden of niet.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Allereerst wordt er een ongelijk speelveld gecreeerd, waarbij voor bepaalde groep de vermogensaanwasbelasting wordt uitgesteld, terwijl anderen in box 3 over een nof fictief, niet gerealiseerd “verkooprendement “ belasting moeten betalen ( met daar bovenop nog de jaarlijkse winstbelasting). Kies hier 1 weg voor allen en dan ,uitgaand van het werkelijk genoten voordeel, belasting bij verkoop. Het maken van een uitzondering voor een groep zal wederom het draagvlak ernstig aantasten, vooral omdat de niet uitgezonderde groep zich onredelijk zwaar belast zal voelen. Geen combinatie van vermogensaanwasbelasting en vermogenswinstbelasting, maar een redelijk (laag) forfaitair bedrag over vermogen, dat de burger uitnodigt tot compliance en waardoor constructies onnodig worden. Terug naar de oude vermogensbelasting bijvoorbeeld, met een interingsvrijstelling als het inkomen te laag is in verhouding tot de te betalen belasting. Houd er rekening mee dat een burger tegenwoordig steeds meer aangewezen is op een financiele buffer vanwege pensioenbeperkingen, verlofbeperkingen (afschaffen levensloopverlof) , studiekosten kinderen en te ver afgeschaalde ouderenzorg en verpleeghuizen. Geef de burger ook de mogelijkheid om zo’n financiële buffer aan te houden. Zodra die buffer een miljoen Euro overschrijdt kan een progressieve vermogensbelasting toegepast worden, al zal de vlucht naar een gunstiger EU land voor die groep sneller voor de hand liggen.