Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Broekhuizen Risk, Treasury and Investment Solutions (ir A.J. Broekhuizen)
Plaats Den Haag
Datum 20 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Zoals gebruikelijk blinkt dit voorstel weer uit door haar complexiteit. Het tot in het absurde doorgevoerde (subjectieve) rechtvaardigheidsdenken maakt deze regelgeving wederom buitengewoon complex, overigens tot groot genoegen van belastingadviseurs, die weer voor jaren werk zullen hebben. Bovendien zal dit leiden tot zeer substantiële uitvoeringskosten bij de belastingdienst, zowel bij de invoering als de jaarlijkse verwerking. Daarnaast is het twijfelachtig of deze wetgeving stand zal houden bij de (Europese) rechter. Dit terwijl er eenvoudige alternatieven beschikbaar zijn: (a) of een rechttoe-rechtaan vermogensbelasting, of (b) een volledige vermogenswinstbelasting zoals vrijwel alle andere (Europese) landen kennen.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Het hybride karakter van de regeling is een recipe for disaster. Vrijwel alle landen hebben een vermogenswinstbelasting op aandelen. Maar Nederland wil weer zelf het wiel uitvinden met een hybride regeling. In tegenstelling tot wat de MvT in hoodstuk 5.1 vermeld, leidt een vermogensaanwas belasting tot een substantieel hogere belasting dan een vermogenswinst belasting en bovendien tot grote willekeur voor de belastingplichtige: (a) als een een belastingplichtige voor 1 januari 2027 een aandelen portefeuille heeft, die voorafgaand daaraan fors in waarde daalt, en vervolgens stijgt, moet hij belasting betalen over een niet genoten winst. Dit lijkt strijdig met het Europese verdrag van de rechten van de mens. (b) een belastingplichtige zal effecten moeten verkopen om deze ongerealiseerde belasting te betalen. Het voortijdig verkopen leidt tot een aanzienlijk minder hoog rendement dan het betalen van belasting bij verkoop. (c) In het voorstel kan kunnen verliezen alleen met toekomstige winsten verrekend worden en niet met in het verleden betaalde belating. Ook dit leidt tot een asymmetrische (en dus nadelige) situatie voor beleggers in effecten.
(g) op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat belastingdruk op aandelen en verhandelbare effecten aanzienlijk hoger zal zijn dan op andere vermogensbestanddelen

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
In tegenstelling tot genoemd in de MvT verwacht ik zeer grote gedragseffecten. Met dit voorstel zal Nederland binnen Europa verreweg het hoogste belastingtarief gaan hanteren voor verhandelbare aandelen en andere effecten. Dit zal naar verwachting leiden tot een substantiële emigratie van vermogende Nederlanders. Immers vrijwel alle Europese landen hanteren een enkel een belasting op gerealiseerd rendement van gemiddeld genomen 25%.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
De behandeling van tweede woningen schiet op 1 belangrijk deel tekort, namelijk dat van buitenlandse vakantiewoningen. Iedere wereldburger heeft 2 soorten inkomen: (1) inkomen uit werk, vermogen en uitkeringen etcetera, het zogenaamde wereldinkomen, (2) inkomend uit onroerende zaken. Het wereldinkomen is belast in het land waarin de belangplichtige woont, inkomend uit onroerend goed in het land, waarin het onroerend goed gevestigd is. Op 5 juli 2023 oordeelde het gerechtshof Leeuwarden/Arnhem reeds dat de belastingplichtige, die een buitenlandse vakantiewoning uitsluitend voor eigen gebruik heeft, geen (nihil) box 3 belasting verschuldigd is. In dit voorstel wordt daar absoluut geen rekening meegehouden en wordt dit toch forfaitair belast. Dat zal (wederom) bij de rechter geen stand houden