Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Vleuten
Datum 13 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Ik vind het heffen van belasting op geld dat "stilstaat" tussen het moment dat het verdiend wordt en het wordt uitgegeven dubbel op. Dus als je 1210 euro factureert is 210 euro BTW. Over 1000 euro betaal je (afgerond) 45%. Resteert 550 euro. Geef je dit particulier uit aan een consumptiegoed betaal je (muv accijnzen) nogmaals 21% BTW. Dus van factureren tot consumeren blijft er netto ong een derde over. De rest is belasting.

De samenleving moet natuurlijk ergens van draaien. Maar als je dit optelt en vervolgens hoort dat mensen met spaarcenten wel wat socialer mogen zijn, dan voelt dat wel als een trap na. Het is jammer dat er ook bij dit voorstel weer zo gepolariseerd wordt.

Wat betreft de veronderstelde rendementen op aandelen
Als je pech hebt beleg je het op het verkeerde moment in een aandeel. 2022 was bijvoorbeeld zo'n jaar van aandelenverlies. Als je dan vervolgens wel wordt belast wordt voor een zeer ruim rendement dan voelt dat oneerlijk. Ook kun je aandelen in je portefeuille hebben die je op de top hebt gekocht en waarvan je hoopt dat ze weer terugkrabbelen. Hoe ga je met dat herstel van het (soms grote) verlies van de afgelopen jaren om? Een aandeel dat je in 2020 voor 100 euro kocht, nu 60 euro waard is en volgend jaar 80 staat nog steeds op 20% verlies. En niet op 33% winst.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Als het uitgangspunt versimpeling van het huidige fiscale stelsel is, dan voldoet dit voorstel niet. Het is zeer complex en vaak onduidelijk om volledig te begrijpen zonder specialistische fiscale kennis. wie meer belegd vermogen heeft zal in het nieuwe box 3 stelsel meer aandacht en tijd kwijt zijn. Onder het nieuwe stelsel zal men vaker zelf gegevens (waarde aan het begin en eind van het jaar, ontvangen dividenden, stortingen en onttrekkingen, aftrekbare kosten) moeten bijhouden en aanleveren. ook moet men vaker gegevens controleren.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Artikel 5.9 lid 1 vermeldt met zoveel woorden dat onmiddellijk voorafgaand
aan het overlijden van de belastingplichtige over de vermogenstoename van
een onroerende zaak dient te worden afgerekend. Het wetsvoorstel is
tegenstrijdig met het sinds 1928 door de wetgever voorgestane en opgelegde
doel om NSW 1928-gerangschikte landgoederen en historische
buitenplaatsen in stand te willen houden en niet te laten versnipperen.
Indien de wetgever de hiervoor onder 2. voorgestelde vrijstelling voor NSW-
gerangschikte opstallen en hun ondergrond niet invoert, dan dient ter
voorkoming van de versnippering en het verval van de landgoederen en
historische buitenplaatsen ten minste een doorschuiffaciliteit voor NSW 1928-
gerangschikte bebouwde onroerende zaken te worden opgenomen voor zowel
in het geval van schenking als vererving. De systematiek van het
doorschuiven van de verkrijgingsprijs naar de verkrijger kan gelijk zijn aan
bijvoorbeeld de reeds bestaande doorschuiffaciliteit in box 1 voor de vererving
van vermogensbestanddelen die aan de eigen BV ter beschikking worden
gesteld (artikel 3.95 lid 1 jo 3.62 lid 1 Wet IB 2001)

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Artikel 5.9 lid 1 vermeldt met zoveel woorden dat onmiddellijk voorafgaand
aan het overlijden van de belastingplichtige over de vermogenstoename van
een onroerende zaak dient te worden afgerekend. Het wetsvoorstel is
tegenstrijdig met het sinds 1928 door de wetgever voorgestane en opgelegde
doel om NSW 1928-gerangschikte landgoederen en historische
buitenplaatsen in stand te willen houden en niet te laten versnipperen.
Indien de wetgever de hiervoor onder 2. voorgestelde vrijstelling voor NSW-
gerangschikte opstallen en hun ondergrond niet invoert, dan dient ter
voorkoming van de versnippering en het verval van de landgoederen en
historische buitenplaatsen ten minste een doorschuiffaciliteit voor NSW 1928-
gerangschikte bebouwde onroerende zaken te worden opgenomen voor zowel
in het geval van schenking als vererving. De systematiek van het
doorschuiven van de verkrijgingsprijs naar de verkrijger kan gelijk zijn aan
bijvoorbeeld de reeds bestaande doorschuiffaciliteit in box 1 voor de vererving
van vermogensbestanddelen die aan de eigen BV ter beschikking worden
gesteld (artikel 3.95 lid 1 jo 3.62 lid 1 Wet IB 2001)

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Nee, ga je al het vermogen belasten via aanwas en rendement dan moet daar ook de andere kant (schulden en rendement daarop) bij betrokken worden.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Nee, ga je al het vermogen belasten via aanwas en rendement dan moet daar ook de andere kant (schulden en rendement daarop) bij betrokken worden.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
A. Maximale huuropbrengst versus WOZ-waarde is werkbaarder dan dagen tellen.

B. Moet weer terug kunnen. Soms veranderen omstandigheden. Iedereen kan gewoon 1 huis als eigen woning hebben en dat kan wijzigen als je meerdere huizen hebt. Het zij zo.

Bij een tweede woning die voornamelijk voor eigen gebruik is is er geen rendement.dat lijkt het niet redelijk om met een forfaitair rendement te rekenen.
De overheid/belastingdienst moet niet immer achterdochtig zijn tov haar onderdanen. Vraag bij invulling van belastingformulier of men het tweede huis überhaubt verhuurt. Geen verhuur discussie