Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Beek en Donk
Datum 19 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
De bedoeling van het beoogde stelsel, het belasten van het daadwerkelijk genoten rendement, is uitstekend. Echter, de uitwerking, de uitzonderingssituaties, het hybride karakter, de verschillen tussen box 1, 2 en 3, de complexiteiten en de oplossingen daarvoor maken het beoogde stelsel oneerlijk, economisch verstorend, juridische kwetsbaar en onuitvoerbaar.

Tevens vind ik het niet kunnen dat wordt afgeweken van het goedkoopmansgebruik in het algemeen en van het voorzichtigheidsbeginsel in het bijzonder. Het goedkoopmansgebruik en het voorzichtigheidsbeginsel behelzen kort gezegd dat (nog) niet gerealiseerde winsten (in fiscale zin) nog niet worden genomen, terwijl (nog) niet gerealiseerde verliezen (in fiscale zin) alvast wel worden genomen. Deze beginselen vormen de basis van alle (internationale) boekhoudregels en fiscale stelsels. Zo staan deze beginselen aan de basis van de internationale boekhoudregels (IFRS), de Nederlandse boekhoudregels (Dutch GAAP), de Vennootschapsbelasting (en daarmee box 2) en box 1 voor IB-ondernemers. Deze beginselen zijn er niet zomaar. Deze beginselen zijn bedoeld prudent te zijn en betalingsproblemen bij de belastingplichtige te voorkomen.

De enige reden waarom voor een (hybride) vermogensaanwasbelasting lijkt te zijn gekozen, is aanloopverliezen voor de staat te minimaliseren. Elk belastingstelsel dient echter economische verstoring te voorkomen en de economische beslissingen van de belastingplichtige niet af te dwingen maar te volgen. Beleggers die weten wat ze doen, met name langetermijnbeleggers, worden geschaad door het voorstel. Het jaarlijks tussentijds moeten verkopen van (liquide) beleggingen om belastingschulden te kunnen voldoen, schaad de economische belangen van de belegger en de economie.

Kijk naar de beste belegger ooit: Warren Buffett. Als hij jaarlijks had moeten verkopen, waren hij en de bedrijven waarin hij investeerde nooit zo succesvol geweest. Ook is de claim van de Amerikaanse staat nu groter dan bij het tussentijds afrekenen. Immers, minder rendement, omdat hij vroegtijdig had moeten verkopen, zorgt voor een lagere totale belastingschuld.

Voor de snelle belegger bestaat er praktisch geen verschil tussen een vermogenswinstbelasting en een vermogensaanwasbelasting. Beleggers die regelmatig liquideren, realiseren hun ongerealiseerde winsten en verliezen. Voor de (betere) (langetermijn)belegger is het verschil tussen een vermogenswinstbelasting en een vermogensaanwasbelasting enorm.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
2a. Ik vind het hybride karakter onverstandig, juridisch kwetsbaar, onuitvoerbaar en oneerlijk voor de belegger die niet in de uitzonderingscategorieën belegt. Of een (soort) belegging wel of niet eenvoudig is te liquideren, is niet van belang. Van belang is dat het goedkoopmansgebruik en het voorzichtigheidsbeginsel worden geëerbiedigd. Ook zijn de (soorten) beleggingen die niet eenvoudig zijn te liquideren niet in alle situaties (vooraf) te onderscheiden en vast te stellen. Bijvoorbeeld beursgenoteerde aandelen, die kunnen toch zeer illiquide zijn. Zo zijn er veel aandelen die een zeer laag handelsvolume kennen. Het verkopen van die aandelen is zeer moeilijk, onmogelijk en/of gaat dat gepaard met grote verliezen. Ook kunnen aandelen soms langdurig niet verhandelbaar zijn door een handelsstop. Het is ondoenlijk alle situaties in kaart te brengen die maken dat bepaalde (soorten) beleggingen illiquide (kunnen) zijn.
2b. De enige oplossing is de invoering van een volledige vermogenswinstbelasting zonder uitzonderingen of van een zuivere vermogensbelasting. Die zijn simpeler, eerlijker, juridisch houdbaar, uitvoerbaar en zorgen niet voor economische verstoringen en betalingsproblemen. Een volledige vermogenswinstbelasting zonder uitzonderingen is eerlijker, maar een zuivere vermogensbelasting is simpeler. Een volledige vermogenswinstbelasting kent voor de staat mogelijk aanloopverliezen ten opzichte van een (hybride) vermogensaanwasbelasting, maar leveren de belastingbetalers, bedrijven, de economie en de staat op de langere termijn meer op door betere beleggingsresultaten van belastingbetalers.
2c. Ik vind de keuze voor een (hybride) vermogensaanwasbelasting een egoïstische keuze. Het enige voordeel van een (hybride) vermogensaanwasbelasting is dat het voor de staat minder aanloopverliezen kent, voor de rest heeft het alleen maar nadelen. Een volledige vermogenswinstbelasting zonder uitzonderingen is eerlijker, economisch beter, juridisch houdbaar, uitvoerbaar en levert geen betalingsproblemen voor de belastingbetaler op en een zuivere vermogensbelasting is veel simpeler.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
2d. De uitzondering van de eerste eigen woning in box 3 bestaat al zeer lang. Het ligt daarom voor de hand die uitzondering voort te laten bestaan. Eerlijk is dat echter niet en elke uitzondering is er een te veel. Het verplaatsen van de eerste eigen woning naar box 3 is simpeler en eerlijker. Een eerste eigen woning is immers ook vermogen en de financiering daarvan is ook in box 3 aftrekbaar. Wil men daadwerkelijk het genoten rendement belasten, dan ontkomt men er niet aan ook die woning in box 3 onder te brengen.
2e. De hantering van een forfait zorgt per definitie voor winnaars en verliezers. Men kan nooit een eerlijk forfait vaststellen. Wil men daadwerkelijk het genoten rendement belasten, dan dient men geen forfait toe te passen.
2f. Het is wederom een uitzondering. In plaats van het in kaart brengen en implementeren van allerlei uitzonderingen, dient men te realiseren dat een (hybride) vermogensaanwasbelasting oneerlijk, economisch verstorend, juridisch onhoudbaar en onuitvoerbaar is. Een volledige vermogenswinstbelasting zonder uitzonderingen is eerlijker, economisch beter, juridisch houdbaar, uitvoerbaar en levert geen betalingsproblemen voor de belastingbetaler op en een zuivere vermogensbelasting is veel simpeler.
2g. Zie e.
2h. Zie e.

3. Een (hybride) vermogensaanwasbelasting is oneerlijk en economisch verstorend. Vanzelfsprekend gaan beleggers (soorten) beleggingen verplaatsen naar box 2 en box 1 (IB-ondernemers) enerzijds en ruilen (soorten) beleggingen in voor (soorten) beleggingen die onder de uitzonderingen vallen anderzijds. Ik zal zelf mijn beleggingen verplaatsen naar box 2 om van het goedkoopmansgebruik en het voorzichtigheidsbeginsel gebruik te maken.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Ik was hiermee nog niet bekend en zo zijn er vermoedelijk nog zeer veel situaties meer die om een uitzondering vragen bij een (hybride) vermogensaanwasbelasting. Wil men daadwerkelijk het genoten rendement belasten, dan dient men ook de valutaresultaten in de berekening van het genoten rendement en de belastingschuld mee te nemen. Ook is elke uitzondering er een te veel en is het oneerlijk en juridisch kwetsbaar dat men wel valutaresultaten van andere soorten beleggingen in de belastingheffing betrekt, maar niet van banktegoeden. Wil men een eenvoudig stelsel, dan dient men te kiezen voor een zuivere vermogensbelasting en niet voor een uitzondering.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Het uitgangspunt van het voorstel is het belasten van het daadwerkelijk genoten rendement. Het weglaten of het beperken van de aftrek van bepaalde schulden is dan onwenselijk, oneerlijk en juridisch kwetsbaar. Vanuit maatschappelijke of sociale redenen kan het wel wenselijk zijn bepaalde schulden weg te laten of in aftrek te beperken, maar daarmee wordt het stelsel van het belasten van het daadwerkelijke rendement gemankeerd met alle (juridische) gevolgen en nadelige effecten van dien. Tevens is elke uitzondering er een te veel.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a. Ik vind het onbegrijpelijk dat deze vraag wordt gesteld. De precieze afbakening is nooit te volledig te objectiveren en derhalve is elke afbakening oneerlijk, economisch verstorend, juridisch kwetsbaar en onuitvoerbaar. Mijn mening is daarbij irrelevant.
b. De complexiteiten en de onuitvoerbaarheid blijken uit de vraagstelling. Elke oplossing, versimpeling of beperking draagt bij aan de oneerlijkheid, juridische kwetsbaarheid, onuitvoerbaarheid en economische verstoringen. Wil men daadwerkelijk het genoten rendement belasten, dan ontkomt men er niet aan ook de eerste eigen woning in box 3 onder te brengen. In plaats van het in kaart brengen en implementeren van allerlei uitzonderingen, dient men te realiseren dat een (hybride) vermogensaanwasbelasting oneerlijk, economisch verstorend, juridisch onhoudbaar en onuitvoerbaar is. Een volledige vermogenswinstbelasting zonder uitzonderingen is eerlijker, economisch beter, juridisch houdbaar, uitvoerbaar en levert geen betalingsproblemen voor de belastingbetaler op en een zuivere vermogensbelasting is veel simpeler.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Ik vind het onbegrijpelijk dat deze vraag wordt gesteld. De precieze afbakening is nooit te volledig te objectiveren en derhalve is elke afbakening oneerlijk, economisch verstorend, juridisch kwetsbaar en onuitvoerbaar. Mijn mening is daarbij irrelevant. Ook is het wederom een uitzondering. In plaats van het in kaart brengen en implementeren van allerlei uitzonderingen, dient men te realiseren dat een (hybride) vermogensaanwasbelasting oneerlijk, economisch verstorend, juridisch onhoudbaar en onuitvoerbaar is. Een volledige vermogenswinstbelasting zonder uitzonderingen is eerlijker, economisch beter, juridisch houdbaar, uitvoerbaar en levert geen betalingsproblemen voor de belastingbetaler op en een zuivere vermogensbelasting is veel simpeler.

Bijlage