Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amstelveen
Datum 19 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
1. Er wordt geen rekening gehouden met inflatie. Dat is fundamenteel onjuist en onrechtvaardig. Een belegger die 4 procent rendement behaalt bij 1 procent inflatie heeft een reëel rendement van 3 procent. Dat zou je kunnen belasten. Maar bij oplopende inflatie – in 2022 hebben 10% gehad – is het effect veel groter. Een belegger die 8 procent rendement had behaald, moet in het nieuwe systeem daarover belasting afdragen. Het reële rendement is al 2 procent negatief. In koopkracht wordt de belegger 2 procent armer. Daar komt de belastingafdracht nog overheen. Met deze methodiek wordt ernstig inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht. De argumenten die de minister geeft tegen heffing op de reële rendementen zijn niet valide en eenvoudig te weerleggen.

2. Belasting betalen dwingt tot verkoop. Een belegger houdt een effectenportefeuille aan voor de lange termijn. Door een eindejaarsrally stijgt de portefeuille in waarde van 100.000 euro naar 160.000 euro. Na matige jaarcijfers zakt de portefeuille terug naar 120.000 euro. De belegger krijgt een aanslag over 60.000 euro vermogensaanwas en moet vervolgens bijvoorbeeld 15.000 tot 20.000 euro aan belasting betalen. Meer dan 15 procent van de portefeuille moet worden verkocht. Belasting betalen terwijl de vermogenswinst nog niet is gerealiseerd, is om meerdere redenen niet praktisch.

3. Beleggen in aandelen wordt onaantrekkelijk. Het systeem van een forfaitaire belasting 30 procent keer 4 procent geeft een belegger vrijheid om zijn investeringskeuzes onafhankelijk van de belastingafdracht te nemen. Heffen op basis van aanwas zorgt voor een hogere belasting op aandelenbeleggingen. Dat is ongewenst. Dat betekent dat het minder aantrekkelijk wordt om risicodragend kapitaal te verstrekken aan het bedrijfsleven. Meer geld wordt passief aangehouden, minder geld wordt geïnvesteerd in de economie. Ten opzichte van vastgoed geldt dat daar de belastingheffing wordt uitgesteld tot daadwerkelijke realisatie. Er zal ook geld van aandelen naar vastgoed stromen. Daarnaast zal bij minder liquide aandelen een seizoenseffect optreden in de periode dat de belasting moet worden afgedragen door particuliere beleggers.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
1. Nederland loopt internationaal uit de pas. In een aantal landen bestaat de belasting uit een bevrijdende voorheffing, een vast percentage van het inkomen (rente en dividenden). Daar waar sprake is van een vermogensaanwasbelasting wordt deze pas bij realisatie geheven. Een heffing op basis van ongerealiseerde waardestijgingen voor vrijwel alle vermogenstitels is ongekend.

2. Het plan heeft een aantal negatieve bijeffecten: (1) een jaarlijkse verkoopdruk om de belasting te betalen en geeft diverse verkeerde prikkels, (2) overhevelen van Box 3 naar Box 2 om andere dan economische redenen, (3) minder risicokapitaal beschikbaar voor MKB vanwege de mindere liquiditeit in het aandeel (kunnen moeilijk worden verkocht om belasting te betalen), (4) groter motief voor fiscale emigratie, (5) nog minder aanbod van onroerend goed.

3. Er zijn praktische problemen voor de Belastingdienst en belastingbetaler. De Belastingdienst gaat ervan uit dat er op elke belegging jaarlijks een waardering geplakt kan worden. Niet alle vermogenstitels in Box 3 zijn echter beursgenoteerd en ook niet alle beursgenoteerde beleggingen zijn liquide. Het invullen van de belastingaangifte wordt een grotere uitdaging dan ooit. Tegelijkertijd moet de Belastingdienst op heel veel vlakken controles uitvoeren. Dat betreft waardering van aandelen/bezittingen, het volgen van vermogensstromen, tussentijdse mutaties en dergelijke. Dat is veel administratieve rompslomp en veel werk om te controleren. Als de Belastingdienst het werk nu al niet aankan, zal deze nieuwe regeling ongetwijfeld tot nog meer uitvoeringsproblemen leiden.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Onzekerheid over belastingopbrengsten. Een goede schatting van de vermogensaanwas en de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten is niet mogelijk. In de praktijk zal sprake kunnen zijn van forse fluctuaties. In 2021 gingen de beurskoersen fors omhoog, in 2022 weer omlaag. Als de economie slecht is (bijvoorbeeld krimpt), dan is het waarschijnlijk dat ook de vermogensaanwas benedengemiddeld is of negatief. Precies dan vallen de belastinginkomsten tegen. Juist als de overheid extra zou moeten investeren om de economie te ondersteunen. Bij lagere belastinginkomsten tijdens een recessie moet de overheid bezuinigen en is er dus sprake van een procyclisch begrotingsbeleid.

Bijlage