Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Schiedam
Datum 21 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het voorstel gaat voorbij aan de zeer hoge complexiteit van de implementatie (en bijbehorende kosten), de extra administratie, en (in mijn ogen onnodige) data verzameling. Doordat enkele uitzonderingen zeer expliciet worden genoemd (e.g. bank tegoeden) wordt er een pandora's box aan grensgebieden onderbelicht gelaten zoals geldmarktfondsen, crypto-currencies, stable-coins, central bank digital currencies, tegoed kaarten etc. eventuele toekomstige ontwikkelingen als streaming-payments o.b.v. crypto-currencies daargelaten.
De verzameling van al deze gegevens om deze vermogensaanwas/winst belasting te heffen zijn in mijn ogen disproportioneel en niet in lijn met privacy richtlijnen en wetgeving.
Een simpele vermogens belasting (i.p.v. vermogens-rendenement belasting) zou slechts in de marge minder rechtvaardig zijn, en een gezonde stimulans naar het zoeken van een goede risico/rendement verhouding laten bestaan.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Ik vind het voorgestelde systeem te complex en weinig voordelen bieden ten opzichte van een eenvoudiger vermogensbelasting.
b. Een vermogensbelasting zou veel dichter bij het huidige, over het algemeen acceptabel gevonden en bij mensen bekende forfait systeem liggen.
c. Ik vind de nadelen m.b.t. uitvoering en privacy overwegingen onderbelicht.
d. Ik vind dat het gelijk behandelen van de eigen woning waarde met andere bezittingen de koop en huur markt meer in balans zou kunnen brengen, en toegankelijker zou maken voor starters. Tevens zou het de complexiteit (en daarmee uitvoerings kosten) verminderen.
e. Als er een forfait wordt toegepast vind ik het voor de begrijpbaarheid goed dit over het gehele rendement incl. kosten te doen.
f. Het feit dat deze uitzonderingen nodig zijn, zijn een voorbeeld van de complexiteit en ongewenste incentives die dit systeem met zich meebrengen. Tevens is het (schier) onmogelijk om een alles omvattende lijst van uitzonderingen te maken voor alle illiquide of juist bezittingen die zeer frequent worden aan/verkocht.
h. Ik denk dat het afschaffen van dit onderscheid goed zou zijn voor de balans in de woningmarkt. Wellicht zou het nodig zijn om ook aan andere knoppen, zoals de hypotheek-rente aftrek en overdrachts-belasting te draaien om hier de juiste balans in te vinden.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Ik verwacht dat deze uitzonderingen op grote schaal gebruikt zullen worden voor belasting-ontwijking. Tevens stimuleert het hybride stelsel een verschuiving naar veiligere, middel-hoge rendements investeringen dit kan op termijn innovatie (vaak hoog risico, hoog rendement) in de weg staan.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
De uitzonderingspositie voor banktegoeden vind ik onduidelijk en een ongewenste stimulans om geld als banktegoeden aan te houden. Dit geeft banken een oneerlijke concurentie positie. Tevens roept het de vraag op, waarom dit dan niet van toepassing is op (kortlopende) staatsobligaties, geldmarktfondsen, cash geld, stable-coins en central bank digital currencies (al dan niet in self-custody, en in buitenlandse valuta), etc.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Ik denk niet dat dit beperkt zou moeten worden. Via het BKR zijn al de nodige beperkingen aanwezig.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Ik denk dat het afschaffen van het onderscheid tussen prive gebruik en zakelijk gebruik dit het beste op zou lossen. Vervolgens kan simpelweg het inkomen uit verhuur belast worden. Hierbij de overweging een deel hiervan bijvoorbeeld 10-20% als inkomen te beschouwen en zodanig te belasten, gezien de vereiste arbeid bij het verhuren van een woning.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Ik denk dat het niet mogelijk is een sluitende, objectieve definitie hiervan te maken die rekening houdt met alle mogelijkheden. Daarom zou een ander, haalbaarder, stelsel gekozen moeten worden.