Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Groningen
Datum 16 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Dat burgers met (in box 3) onroerende zaken, of aandelen in familiebedrijven of startende innovatieve ondernemingen fiscaal bevoordeeld gaan worden met een vermogenswinstbelasting ten opzichte van burgers met andere vermogensbestandsdelen vind ik niet uitlegbaar.

- Met een vermogenswinstbelasting hoeft niet jaarlijks vermogen aan box 3 onttrokken te worden om de belasting over de waardeontwikkeling te betalen, wat met een vermogensaanwasbelasting wel moet, waardoor het lange termijn rendement na belastingheffing veel hoger is dan met een vermogensaanwasbelasting. Zie een voorbeeld berekening op pagina 1 in de bijlage: bij een gemiddelde jaarlijkse waardestijging van 5,6% heeft een burger met een vermogenswinstbelasting na 30 jaar dankzij de fiscale bevoordeling na belastingheffing 39,5% meer netto winst dan met een vermogensaanwasbelasting.

Ik begrijp ook niet hoe deze vermogensbestandsdelen fiscaal bevoordelen juridisch houdbaar kan zijn, hoe dat niet op een schending van het discriminatieverbod tegen burgers met andere
vermogensbestandsdelen in box 3 is omdat die andere burgers dus fiscaal benadeeld worden.

- De motivatie om voor deze vermogensbestandsdelen een uitzondering te laten gelden is dat ze niet deels verkocht kunnen worden (onroerende zaken), of dat ze moeilijk verhandelbaar zijn (aandelen in familiebedrijven) of dat waardebepaling moeilijk is tot ze verkocht worden (aandelen in startende innovatieve ondernemingen). Terwijl vermogensbestandsdelen waar wel een vermogensaanwasbelasting voor geldt net zo goed ondeelbaar of moeilijk verhandelbaar kunnen zijn. Bijvoorbeeld een burger met 1 aandeel in het beursgenoteerde bedrijf Berkshire Hathaway A, huidige waarde 496.000 EUR, kan deze ook niet deels verkopen om de belasting over de waardestijging mee te betalen en een burger met participaties in een niet-beursgenoteerd fonds, zonder secundaire markt, kan vaak pas jaren na inschrijving verkopen.

Deze problemen met een vermogenswinstbelasting zijn te repareren door het belastingtarief voor een vermogenswinstbelasting afhankelijk te maken van de gerealiseerde waardestijging en het aantal jaren tussen aan- en verkoop. In vraag 2.a ga ik daar op in.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a) Bij vraag 1 heb ik al beantwoord dat een vermogenswinstbelasting een fiscale bevoordeling is omdat, bij een gelijke jaarlijkse waardestijging, na belastingheffing de burger met een vermogenswinstbelasting meer winst maakt dan met een vermogensaanwasbelasting. Dat is niet eerlijk of uitlegbaar.

Dit kan opgelost worden door bij een vermogenswinstbelasting, als het tarief voor een vermogensaanwasbelasting 35% is, de belasting als volgt te berekenen:

Belasting = VerkoopWaarde - (AankoopWaarde × ((100% + (GeannualiseerdRendement × (100% - 35%))) ^ JarenBezit))

Zie voorbeeld op pagina 2 in de bijlage. Zo maakt een burger met een vermogenswinstbelasting na belastingheffing dezelfde netto winst over de waardestijging als met een vermogensaanwasbelasting. En creëert het geen ongewenste gedragseffecten of prikkels om box 3 vermogen te verplaatsen naar vermogensbestandsdelen waar een vermogenswinstbelasting voor geldt, doordat er geen fiscale bevoordeling (of benadeling) is ten opzichte van een vermogensaanwasbelasting. Eerlijk en uitlegbaar.


b) Ik vind voor alle vermogensbestandsdelen een vermogensaanwasbelasting laten gelden een betere methode. Het probleem dat onroerende zaken niet deels verkocht kunnen worden of aandelen in familiebedrijven moeilijk verhandelbaar zijn, dat de belasting over de waardestijging pas betaald zou kunnen worden na verkoop, kan ondervangen worden door zulke burgers het mogelijk te maken de belasting te lenen van de Staat tegen een vaste rente, zeg 6% (waar elders in het belastingsysteem ook mee gerekend wordt). Boetevrij aflosbaar.

c) Prima mits de fiscale bevoordeling van een vermogenswinstbelasting ongedaan wordt gemaakt.

d/e/g) Forfaitaire rendementen zijn juridisch niet houdbaar. Dat probeert het voorstel te ondervangen door (de vakantiewoning) te belasten met een forfait dat lager is dan het werkelijk rendement. Een “voorzichtigheidsmarge” van 0,5% of 1% lager; dat zou respectievelijk 2,27% en 4,55% van de box 3 opbrengst in 2022 kosten. Ik vind het onuitlegbaar dat deze derving van belastinginkomsten opgevangen moet worden door burgers met andere vermogensbestanddelen 2,27% of 4,55% meer box 3 belasting te laten betalen.

f) Prima mits de fiscale bevoordeling van een vermogenswinstbelasting ongedaan wordt gemaakt.

h) Maakt mij niet uit mits de fiscale bevoordeling van een vermogenswinstbelasting ongedaan wordt gemaakt en er in het forfaitaire rendement geen “voorzichtigheidsmarge” wordt ingebouwd.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a) Ik verwacht het verstorende gedragseffect dat vermogende burgers box 3 vermogen zullen verplaatsen naar vermogensbestandsdelen waar een vermogenswinstbelasting voor geldt, gezien de fiscale bevoordeling ten opzichte van een vermogensaanwasbelasting. Op de lange termijn maken zij, bij een gelijke jaarlijkse bruto waardestijging, dan veel meer winst na belasting over de waardestijging dan met vermogensbestandsdelen waar een vermogensaanwasbelasting voor geldt.

b) Volgens Van Uunen [1] kan de belastingheffing over de waardeontwikkeling van onroerende zaken eindeloos uitgesteld worden: “De Hoge Raad heeft namelijk in een ver verleden bepaald dat winsten die met de verkoop van onroerend goed worden behaald, onbelast blijven als die worden geherinvesteerd in vastgoed. Met andere woorden, iemand die een winst boekt op de verkoop van een beleggingspand omdat dit in waarde is gestegen, kan de belasting over deze winst doorschuiven door daarmee een volgend pand te kopen.” Met uitzondering van de erfbelasting betalen erfgenamen dus ook geen vermogenswinstbelasting over de waardestijgingen.

[1] https://fd.nl/politiek/1489329/nog-veel-open-einden-aan-voorstel-voor-nieuwe-vermogenstaks

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Het niet belasten van waardemutaties van banktegoeden in vreemde valuta als gevolg van wisselende valutakoersen ondermijnt volgens mij de juridische houdbaarheid van het systeem. Want als bijvoorbeeld de waardestijging (in euro’s) van banktegoeden in Amerikaanse dollars als gevolg van een dalende valutakoers niet belast wordt, waarom wordt het deel van de waardestijging (in euro’s) van Amerikaanse aandelen dat toe te schrijven is aan diezelfde dalende valutakoers wel belast? De afgelopen 2 jaar was de waardestijging (in euro’s) van banktegoeden in Amerikaanse dollars 6% per jaar dankzij de dalende valutakoers.

Dat kan ook een ongewenste prikkel zijn om risicovoller te gaan sparen. Helemaal in combinatie met dat bij verschillende Nederlandse partijen op zo'n rekening ook nog een hele hoge rente wordt gegeven (rond 3,7%, vrij opneembaar en vallend onder DGS).

Waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen zouden voor alle vermogensbestandsdelen belast moeten worden. Dat ketenpartners de wisselkoersen niet zouden kunnen bijhouden klinkt mij absurd.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Het lijkt mij onuitvoerbaar voor de belastingdienst om in de vooringevulde aangifte te bepalen waar het geld van een lening voor benut is. Beperk in plaats hiervan de aftrek van (rente)kosten van alle schulden in box 3 tot hoogte van ontvangen reguliere voordelen (dividend, rente) van alle bezittingen in box 3. Waardemutaties niet betrekken.

Bijlage