Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Witteveen
Datum 23 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Bij het behaalde rendement op spaarvermogen wordt hier geen rekening gehouden met inflatie. Het zou reëler zijn als het heffingsvrije inkomen jaarlijks meebeweegt met de gevolgen van inflatie.
De logische heffingsgrondslag op spaarvermogen en beleggingen in box-3 is dan ook het reële rendement, dus inclusief de gevolgen van inflatie.
Ook blijft de eigen woning bezitter afhankelijk van wat een gemeente toekent als WOZ waarde aan de eigen woning. Aangezien dit de melkkoe van de gemeente is en er vrij willekeurig wordt gewaardeerd is een vermogensaanwas niet altijd realistisch en kan tot discussie leiden.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Als het uitgangspunt versimpeling van het fiscale stelsel is, voldoet dit voorstel niet. Het is zeer complex en vaak onduidelijk om volledig te begrijpen zonder specialistische fiscale kennis.
Kortom degene die het kan betalen neemt een fiscalist in de arm en degene die het niet kan betalen zal alles zelf moeten uitdokteren.
Een jaarlijkse heffing op de eerste woning is niet realistisch. Een woning levert na aankoop geen rendement op en kost alleen maar geld. De meeste mensen kunnen de maandelijkse kosten net dragen en een heffing over de woning is een te grote kosten post en kan mensen in problemen brengen.
Eerlijker is een heffing bij verkoop over het rendement. Dus een heffing over het verschil van verkoop minus de aankoopwaarde minus de investeringen in herstel en onderhoud die voor de woning zijn gedaan. Dus geen heffing over de WOZ waarde want dat is een niet eerlijke belasting aangezien de gemeente deze vaststelt en de WOZ de melkkoe van de gemeente is waar weinig tegen te doen valt anders dan voor veel geld naar de rechter te stappen.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Vanuit een oogpunt van eenvoud is het verstandig om rendement uit banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta en hun waardemutaties buiten beschouwing te laten. Het overgrote deel van het spaarvermogen wordt in euro’s aangehouden bij Nederlandse (groot)banken. Het probleem van vreemde valuta is in dit voorstel dan ook weinig relevant.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Het is consequent rente op schulden aftrekbaar te maken. Dit geldt dan ook voor die rente op consumptieve schulden. In het nieuwe voorstel worden hier wel enkele uitzonderingen op gemaakt. Dit laatste is niet wenselijk aangezien dit de complexiteit verhoogt, dat strijdig is met het streven naar een eenvoudig en uitvoerbaar belastingstelsel.
De aftrekbaarheid van de rente van consumptieve schulden kan beter beperkt worden in het nieuwe stelsel. Dat zorgt er mede voor dat mensen minder snel zullen overgaan om een consumptieve schuld aan te gaan en daardoor in problemen kunnen komen.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
A. In veel gevallen zal een tweede woning gebruikt worden voor de verhuur. In veel vakantieparken worden hieraan eisen gesteld. Het tellen van dagen en weken is dan een eenvoudig te achterhalen feit.

b. Het niet meer terug kunnen plaatsen van een woning naar het regime van het forfait voor de eerste woning moet mogelijk blijven. Immers als de woning wordt verkocht zal dit ook moeten gebeuren anders is zo'n woning onverkoopbaar. Ook zijn er situaties te verzinnen die het (tijdelijk)verhuren van een woning noodzakelijk maken om de lasten te kunnen blijven betalen.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Er zal eerst een duidelijke omschrijving moeten komen voor het begrip innovatief en risicovol. Dit kan zeker gaan leiden tot discussies.
Om het geheel simpel te houden zou een startende onderneming een aantal, vooraf vastgestelde jaren niet in de jaarlijkse heffing moeten worden betrokken. Na de duur van deze periode kan dan achteraf een vermogensgroei worden vastgesteld en belast.