Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Mr. E. Dutilh-Bouwer
Plaats Rotterdam
Datum 15 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Burgers die nog in staat zijn om met het huidige prijspeil een appeltje voor de dorst te sparen en niet alles uit te geven, moeten beloond worden: hogere vrijstelling voor box 3 zou aan te raden zijn. Vooral voor (oudere) ondernemers die niet in staat zijn gesteld, zoals werknemers, om deel te nemen aan een pensioenregeling.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a) het hybride karakter is verwarrend, beter zou zijn om dan box 3a, box 3b, box 3c in te stellen.
b) beter om deze onderdelen te scheiden ipv volledige vermogensaanwas belasting
c) keuze voor vermogensaanwasbelasting als primaire regeling vind ik redelijk, maar dan wel per onderdeel en tweede woningen uitgezonderd hiervan
d) de eerste woning als uitzondering zorgt ervoor dat burgers verantwoordelijk gaan leven: deel uitmaken van een buurtje, hun huis en tuin gaan verzorgen. Zodra ze het gevoel hebben dat hun eigen huis de melkkoe wordt vd overheid, slaat het wantrouwen naar de overheid toe.
e) forfait eerste woning dat het gehele rendement omvat, zou t.o.v. huurders iets ingeperkt kunnen worden, bijv maxima voor opvoeren v kosten tov WOZ waarde invoeren
F) uitzondering familiebedrijven en startups van groot belang voor de voortgang van de economie en concurrentie positie van ons land
G) lastig te beantwoorden
H) lastig te beantwoorden

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
A) burgers gaan sowieso verschuiven en kijken waar ze het minst worden aangeslagen. Burgers gaan misschien zelfs scheiden of delen op naam van kinderen proberen te zetten
B) lastig te beantwoorden

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Sparen en verantwoordelijk leven moeten worden beloond. Men voelt zich bestraft door al deze plannen om iedere vorm van aanwas jaarlijks te belasten. Wordt datgene dan teruggestort in het jaar erna als de beurzen instorten of rente weer daalt? Het wordt een grote bureaucratische operatie, vol woede van de burgers, die zich wel aan de regels houden.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Belachelijk dat bijv schulden voor vakantie opgevoerd kunnen worden en tot vermindering heffing leiden. Daar is vakantiegeld al voor of 13e maand. Het systeem moet erop gericht zijn dat burgers beloond worden die sparen en hun (1e of 2e) huis goed onderhouden en duurzaam maken.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
A) dagen weken tellen is af te raden. Maximale huuropbrengst als criterium lijkt beter.
B) een burger moet altijd terug kunnen naar een vorig regime. Die flexibiliteit moet er zijn omdat burgers in andere levensfasen andere behoeften hebben. En de overheid wil dat de burger zoveel mogelijk zelfvoorzienend is.

NB:
ik zie geen mogelijkheid mijn input over tweede woningen te geven, dus doe ik dat graag hier:
In bijv de gemeente Schouwen-Duiveland mogen 2e woningen in de stadskernen niet recreatief verhuurd worden, dus burgers betalen daar veel aan gem. heffingen en forensenbelasting, maar hebben geen huuropbrengsten, terwijl ze wel gelijk aangeslagen worden als die woningen die wel verhuurd mogen worden.
Niet eerlijk, dan moet òf de gemeente toestaan dat verhuurd mag worden, òf er volgt geen aanslag bij aanwas (jaarlijks of na verkoop).
De waarde van dit soort woningen is vaak gering (minder dan € 200.000) , zijn vaak door familie vererving verkregen, en men wil dit erfgoed graag in stand houden, dus:
(1) er is al erfbelasting over betaald
(2) er zijn geen huuropbrengsten
(3) gemeentelijke heffingen zijn uiteraard v toepassing
(4) daarnaast wordt al
forensenbelasting geheven
(5) vervolgens box 3 belasting bij aanwas of bij verkoop
(6) bij overlijden ook weer erfbelasting door nabestaanden te betalen.
Dit kan niet de bedoeling zijn. Er moet een onderscheid komen tussen tweede woningen die wel of niet verhuurd worden.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Vind ik lastig te beantwoorden, maar het systeem moet erop gericht zijn zo weinig mogelijk bureaucratisch te zijn en alleen na afloop bij verkoop of overdracht concrete aanwas te belasten, maar met redelijke tarieven.