Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Delft
Datum 19 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Cryptocurrencies zijn gaandeweg steeds belangrijker geworden als een manier om te investeren en waarde op te slaan. Echter, ze worden vaak gezien als experimenteel en zijn vaak onderhevig aan speculatie. Echter, in het huidige voorstel wordt dit aspect volledig over het hoofd gezien. Cryptocurrencies zijn niet meer weg te denken.
Bij de overweging van de 'Wet werkelijke rendement box 3' is het daarom van cruciaal belang om grondig na te denken over de unieke kenmerken en uitdagingen van cryptocurrencies/blockchains. Hieronder enkele punten:

Marktvolatiliteit en experimentele aard: Cryptocurrencies zijn niet alleen volatiel, maar bevinden zich ook in een experimentele fase. Ze verschillen fundamenteel van traditionele beleggingsvormen zoals aandelen. Waar aandelen representatief zijn voor eigendom in een bedrijf en vaak dividenden uitkeren, vertegenwoordigen cryptocurrencies vaak geheel nieuwe en niet volledig begrepen technologieën, use-cases en waardeproposities. Het belasten van deze activa alsof het gevestigde en stabiele investeringen zijn, kan een vertekend beeld geven van de werkelijke waarde en risico's. Stel dat een cryptocurrency in één jaar met 100% stijgt en het daaropvolgende jaar met 75% daalt. Als de belasting wordt geheven op het hoogtepunt van de waardestijging, wordt de eigenaar belast over een waarde die het volgende jaar aanzienlijk minder kan zijn. Dit kan vooral problematisch zijn voor investeerders die cryptocurrencies beschouwen als langetermijn- en experimentele investeringen. Ze zouden gedwongen kunnen worden om te verkopen om aan belastingverplichtingen te voldoen, wat in strijd is met een langetermijn- of experimentele investeringsstrategie.

Samengevat, een evenwichtige crypto-belastingbenadering is essentieel. Focus op rendement kan echter meer problemen geven dan oplossen, waardoor een goed begrip van de sector cruciaal is voor effectieve regelgeving.

Voorstel: Cryptocurrencies en digitale kunstobjecten (NFTs) die gedurende een bepaalde periode worden vastgehouden (bv. >24 maanden), dienen in aanmerking te komen voor een aangepaste beoordeling van hun rendement. Dit zou niet alleen kortetermijnvolatiliteit verzachten en potentiële liquiditeitsproblemen aanpakken die ontstaan wanneer investeerders worden belast op niet-gerealiseerde winsten, maar ook de administratieve complexiteit verminderen die komt kijken bij jaarlijkse beoordelingen.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem?
Ja, het heeft potentieel, maar de complexiteit kan problematisch zijn, vooral voor assets zoals crypto en digitale kunstobjecten (NFTs).

b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven?
Nee, voor crypto zou een eenvoudiger systeem effectiever kunnen zijn. Bv. expliciet zijn over crypto.

c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting?
Ja, maar voor crypto kan dit problematisch zijn vanwege de hoge volatiliteit en lange termijn visie van sommige houders.

d. Uitzondering voor de eerste woning in box 3?
Geen mening

e. Forfait voor de eerste woning in box 3?
Geen mening

f. Uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
Ja, vergelijkbaar met crypto, bepaalde assets kunnen speciale overwegingen nodig hebben vanwege hun aard en potentieel.

g. Evenredige belastingdruk?
Onzeker, vooral als crypto's extreme waardeveranderingen ondergaan.

h. Onderscheid in belasting van onroerend goed?
Ja, maar net als bij crypto, moet elk type asset worden geëvalueerd op basis van zijn unieke karakteristieken.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Ik verwacht dat de hybride structuur van het stelsel beleggers in crypto kan motiveren om belastingarbitragestrategieën te verkennen, wat kan leiden tot een verschuiving in investeringsgedrag richting gunstiger belaste categorieën of structuren.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Cryptocurrencies, waaronder stablecoins zoals USDC en EURC, veranderen het landschap van digitale financiën. Het niet specifiek adresseren van blockchain-gebaseerde stablecoins in het voorstel kan een gemiste kans zijn, aangezien deze tokens zijn ontworpen om hun waarde te koppelen aan traditionele valuta en zo volatiliteit te minimaliseren. Net als bij banktegoeden in vreemde valuta's, kunnen waardeveranderingen in stablecoins invloed hebben op de eindbalans van een belegger. Daarom moet een holistische benadering worden overwogen die zowel traditionele valuta als crypto-assets omvat, om een gelijk speelveld en duidelijkheid voor beleggers te garanderen.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
geen mening

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Algemeen: het tellen van dagen en weken kan leiden tot administratieve complexiteit. Biedt ook hulpmiddelen / online calculators aan om hierbij te helpen.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Het introduceren van een vermogenswinstbelasting voor startende innovatieve ondernemingen toont gelijkenissen met de behandeling van cryptocurrencies, waarbij waardeveranderingen vaak pas bij verkoop gerealiseerd worden. Net als bij crypto-assets is het cruciaal voor startups om duidelijke en objectieve criteria te hanteren om speculatie en onzekerheid te minimaliseren.