Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Delft
Datum 17 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Elke vorm van een eerlijke vermogensaanwas en vermogenswinst belasting, alsmede elke vorm van een forfait, zou moeten gaan over een netto winst, met correctie voor de inflatie en aftrek van kosten voor bijvoorbeeld het aanhouden en aanschaffen van aandelen. Zonder een correctie van inflatie zorgt een pure vorm van geldontwaarding direct voor een onredelijke vorm van belasting (een belasting over geldontwaarding).

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Ik sta negatief tegenover het hybride karakter. Het is oneerlijk dat verschillende vermogensbestandsdelen verschillend behandeld worden. Ook werkt dit weer ingewikkelde constructies en allerlei mogelijkheden tot ontwijking in de hand.

b. Er zou geen onderscheid gemaakt moeten worden tussen vermogensbestandsdelen. Aangezien er geen volledige vermogensaanwasbelasting mogelijk is (illiquide investeringen), zou de belastingbetaler zelf de keuze moeten kunnen maken welk vermogen onder vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting valt. De tarieven kunnen zo ingericht worden dat de keuze voor vermogensaanwasbelasting financieel iets aantrekkelijker is, aangezien de belasting dan niet onnodig uitgesteld wordt.

c. Prima. Maar dan geen allerlei uitzonderingen voor verschillende vermogensbestandsdelen. De belastingbetaler zou voor alle vermogens bestandsdelen zelf moeten kunnen kiezen voor vermogenswinstbelasting of vermogensaanwasbelasting.

d. Er zou geen onderscheid gemaakt moeten worden. Wel moet er de keuze zijn voor een vermogenswinstbelasting op de eigen woning, en de mogelijkheid om een te verhuizen binnen nederland zonder dat de winst als gerealiseerd gezien wordt (alleen bij een nieuwe goedkopere woning, of definitieve verkoop, zoals overlijden of verhuizen naar buitenland, of naar huurwoning). Ook moet er een netto winst met correctie voor inflatie gehanteerd wordt (woningen volgen op lange termijn de inflatie en daar zou geen winstbelasting over geheven moeten worden). De belasting op winst op de eigen woning zou gerealiseerd moeten worden op het moment dat de persoon stopt met woning in een koopwoning in Nederland.

e. Alle winsten zouden netto moeten zijn, inclusief onderhoudskosten en correctie voor inflatie.

f. Negatief. Geen uitzonderingen. Alle vermogensbestandelen de zelfde behandeling. Indien meerdere opties, kiest de belastingbetaler kiest zelf welk vermogen onder welke vorm van belastingheffing valt. Uitstellen van belasting via de vermogenswinstbelasting optie heeft een extra belasting component om het iets minder aantrekkelijk te maken.

g. Geen mening. Inflatie correctie is nodig.

h. Als er meerdere regimes mogelijk zijn (winst, aanwas, forfait), maakt de belastingbetaler zelf de keuze welk vermogen waaronder valt. Dit zorgt er ook meteen voor dat de belasting percentages voor de verschillende componenten eerlijk zijn (want er ontstaat een logische verdeling tussen de drie opties, waar allen gebruikt worden).

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Ik verwacht arbitrage en ontwijking. Waarbij de werkende middenklasse en de middenvermogens de rekening betalen. Daarom geen onderscheid.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Geen uitzonderingen. Vermogen is vermogen. Winst/aanwas in euros (na aftrek inflatie) is winst/aanwas.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Geen uitzonderingen. Vermogen omvat alle bezittingen minus alle schulden minus een vrijstelling. Ook autos, etc zouden bij vermogen geteld moeten worden. De vrijstelling zorgt ervoor dat mensen met alleen gebruiksvoorwerpen (en eventueel leningen daarvoor) typisch geen belasting betalen over hun bezittingen.