Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amsterdam
Datum 24 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het huidige forfaitaire winstpercentage voor aandelen vind ik persoonlijk veel te hoog. Ruim boven de 6% en als ik de geruchten moet geloven, vallen er nog forse stijgingen te verwachten tot ruim boven de 8%!! Uiteraard is inflatie daarbij ook nog eens buiten beschouwing gelaten.
Onderzoek na onderzoek heeft echter uitgewezen dat veruit de meeste particuliere beleggers geld verliezen op de beurs dan wel het vele procentpunten slechter doen dan een corresponderende index.
Daarnaast bestaat de gemiddelde belegger niet. Vrijwel niemand is 20-40 jaar continu belegd en al helemaal niet in de fictieve indexen met jaarlijks positieve mega winstpercentages die onze overheid gebruikt. Belasting heffen over een vermeend rendement van meer dan 6% vind ik alleen prima als de overheid dat rendement voor iedereen kan garanderen. Alleen dan is deze belasting eerlijk.

Belasting heffen over een werkelijk rendement is in mijn ogen alleen eerlijk als verliezen, zonder drempel, volledig kunnen worden verrekend. Daarbij dienen verliezen (net als winsten) cash te moeten worden afgerekend. Je wilt de situatie voorkomen, waarbij een belastingplichtige eerst 100% winst maakt en vervolgens daarna failliet gaat. Aan een verrekening heb je dan niets meer. Uiteraard dient ook hier rekening te moeten worden gehouden met de inflatie.

Begrijpelijkerwijs zijn bovenstaande oplossingen verre van ideaal en moeilijk (zeer kostbaar) om te realiseren. Daarom zou ik willen pleiten voor het volgende systeem: Koppel de VRH aan een rentevoet, die jaarlijks wordt bepaald en afgeleid uit de huidige rentestanden. Toen Zalm en consorten in 2000 de VRH bedachten, was die rentevoet 5% en werd er 30% belasting geheven over een vermeend rendement van 4%. Het verschil van 1%-punt was voor kosten e.d. Daarbij voegde Zalm toe, dat iedereen dit rendement moeiteloos kon halen. Immers, de spaarrente was toen 5%. Gingen mensen beleggen, dan was het meer rendement voor de belegger, maar ook mogelijke verliezen. Inderdaad, toch weer een forfaitair systeem, maar mijns inziens een eerlijk systeem.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Buitengewoon negatief, zie ook boven. De fictieve percentages zijn veel te hoog, daarnaast buitengewoon gecompliceerd en dus kostbaar om uit te voeren.
b. Idem. De kant van een vermogensbelasting moet je sowieso nooit op willen gaan, vanwege de vele juridische bezwaren en comlicaties.
c. Daar ben ik sterk tegen gekant, wat als je het eerste jaar 100% winst maakt op papier en het jaar erna je vermogen verliest? Een extreem geval, maar het punt is hopelijk duidelijk.
d. Nooit en te nimmer zou de eigen woning (eigen gebruik) in Box 3 terecht mogen komen. Stenen leveren op geen enkele manier geld op in geval van een eerste woning. Een eigen woning zou dan moeten worden verkocht en terug gehuurd om de belastingen te kunnen betalen. Bizar.
e. Zie d. Het is iets minder slecht dan bij d, omdat je in elk geval nog eigen kosten kunt aftrekken, maar als geheel behoud je het probleem als omschreven in punt d.
f. Op zich begrijpelijk, al moet een dergelijke constructie niet gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken. Er zou bijvoorbeeld een minimum tijd kunnen worden meegenomen vwb het bezit van dergelijke aandelen. (Bijvoorbeeld moeten die langer dan 5 jaar in bezit zijn). Het beste is en blijft echter, mijn optie omschreven in Vraag 1.
g. De belastingdruk lijkt evenredig, maar evenredig veel en veel te hoog.
h. Het belasten van eigen gebruik moet ten koste van alles zo laag mogelijk gehouden worden. (zoals momenteel gebeurt) . In mijn ogen geldt dit zowel voor een eerste woning als vakantiewoning. Worden vakantiewoningen verhuurd, dan dienen de daadwerkelijke huurinkomsten minus kosten te worden belast.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a. Vele rijke box 3-ers zullen Nederland gaan verlaten, dan wel een Box2 constructie gaan opzetten.
Dit is duidelijk in andere landen ook gebeurd (Frankrijk en recentelijk Noorwegen)
b. Hoe hoger de belasting, hoe meer arbitrage op wat voor manier dan ook.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
'Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s'

100% eens met bovenstaande. Ik zou willen dat politici dit inzicht ook hadden t.o.v. andere onderdelen van de VRH...

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Doorgerekend zou kunnen worden dat wanneer de rente van schulden aftrekbaar is, in welke mate dit de consumptie bevordert en op die manier ook belastingen opbrengt (denk aan extra BTW).

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Veel te ingewikkeld. Belast alleen het netto huur inkomen van een woning (huur minus kosten).

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
In het geheel niet belasten. Dergelijke participaties zijn hoog risico en de kans op verliezen (moeten die dan weer worden verrekend??) groot. De overheid rekent zich te snel rijk. Wellicht loont het om eens na te gaan hoeveel beleggers daadwerkelijk geld verdienen en indien zo, in welke mate. Ik denk dat het antwoord op deze vraag buitengewoon ontnuchterend zal zijn.... Momenteel worden beleggers in politiek Den Haag geframed als deelnemers aan een loterij zonder nieten en als zodanig belast. Bizar.